Have yourself a Meelberg summer

By Vincent Meelberg

– Groove: A Phenomenology of Rhythmic
Nuance
– Tiger C. Roholt (New York: Bloomsbury 214). A phenomenological study of
what I consider one of the most important aspects of music: groove.

– In the Blink of an Ear: Toward a
Non-Cochlear Sonic Art
– Seth
Kim-Cohen (New York: Bloomsbury 2009). And: 
The Tone of Our Times: Sound, Sense,
Economy, and Ecology
(Cambridge: MIT Press 2014). Two books on sound, but
discussed from different perspectives: art and ecology, respectively.

– Speaking Code: Coding as Aesthetic and
Political Expression
– Geoff Cox (Cambridge: MIT Press 2013). And: Code/Space: Software and Everyday Life – Rob
Kitchin and Martin Dodge (Cambridge: MIT Press 2011). 
Two books on another phenomenon
that I am fascinated with: software. These books approach software from a
cultural studies perspective.

Summertime!

By Timotheus Vermeulen

Alright, here’s
my summer reading list. It features books I imagine readers might actually
enjoy reading whilst lying on the beach or gazing across the mountain valleys
or – in case you are holidaying in the Netherlands – hiding from the rain in
your camper van or tent (as opposed to those books I personally always think,
or hope, rather, I might want to read but inevitably, and not without relief,
keep pushing to the bottom of my suitcase).

Changing my mind, Zadie Smith

What Judith
Naeff said
. Thoughtful in a mostly intuitive way; emotional in a contemplative
manner, meandering and measured, exploring the cosmically great and the intimately small. This is one
of the most talented authors of our moment at her best. (I would recommend
starting your holidays with this book; it will put your mind to a kind of
inspired, meditative serenity).

 

I am Zlatan Ibrahimovic, Zlatan Ibrahimovic & David
Lagercrantz

The, ahum,
autobiography of Zlatan Ibrahimovic, not just ghost paraphrased but “ghost imagined”,
if that’s a thing, by David Lagencrantz, is, simply put, splendid fun. There
really is no other way to describe it: it’s splendid fun: intentionally (there
are spot-on characterisations of other players and coaches in football) and
unintentionally (in its apparent lack of self-reflection) hilarious, gripping
(it’s a rags to riches story, after all), suspenseful (which fight will break
out next) and superbly written. I’ve read it two summers in a row and look
forward to getting into it again this august. (Best on the beach or next to the
pool, if you ask me).

 

10:04, Ben Lerner

I think
this may well be my favourite book of the past decade: moving seamlessly between
life-writing and (meta-)fiction, farce and melodrama, cultural philosophy and anecdotal
kitsch, in a prose that is lively and spot-on, the novel at once reflects on
the ills of contemporary society and contemplates the more and less effective cures.
(A good second holiday book).

Can’t and won’t, Lydia Davis

Everything Lydia
Davis writes, regardless of what it is or is about, is the best American
literature has to offer. Period. (Wonderful for reading out loud to your fellow
travellers on long journeys by car, train or plane)

Precision and Soul, by Robert Musil

Precision and Soul is a collection of essays written by Musil
between 1911 and 1937. The essays are, without exception, mind-blowing, each of them in and of themselves timeless intuitive philosophy. (Indeed, if you begin your holidays with
Smith, book-end it with this companion piece by Musil.) If the collection is
timeless however, it is also exceptionally pertinent to our current moment.
These essays read like they might have been written today, dealing with the
simultaneous bureaucratization and monetarization of thought, the perverse
obsession with measuring everything, and rising fascism. Scary stuff, but essential
stuff.

Edwin van Meerkerks zomerklassiekers

In de zomervakantie probeer ik altijd mijn achterstand in klassiekers in te halen en iets nuttigs te lezen en ook iets uit het land waar ik op vakantie ga, en verder vooral lekker laagdrempelige literatuur – zeg maar gerust pulp, maar dat is voor een science fiction-liefhebber niet zo’n kunst. In deze volgorde staan, deels digitaal, deels op papier nu vast paraat:

–       John Milton (1667) Paradise Lost.

Ik lees te weinig poëzie, te weinig religieuze literatuur, en te weinig oude boeken: drie vliegen in één klap.

–       Andy Field (2016) An Adventure in Statistics.

Ik ben niet zo van het harde rekenwerk, maar ik vind dat een alpha net zoveel bèta-literatuur moet lezen als bèta’s van ons soort volk ‘echte’ literatuur horen te kennen – bovendien is het door de vele illustraties bijna een graphic novel.

image


–       Peter Verhelst (2015) De kunst van het crashen.

Ik ga weliswaar naar Zeeuws Vlaanderen, maar er staan voldoende dagtripjes zuidwaarts op het programma om me te mogen laven aan het proza van Verhelst.

–       Lutz Seiler (2015) Kruso. 

Weer een herschrijving van Daniel Defoes klassieker, wat na o.a. literaire helden als Tournier (Vendredi) en Coetzee (Foe) van durf, zo niet overmoed getuigt, maar de recensies zijn veelbelovend.

–       Emily St. John Mandel (2014) Station Eleven.

Winnaar van de Clarke Award, dat is voor mij vaak al voldoende aanprijzing. En dan zou het ook nog eens lezen als poëzie, dat wordt smullen.

–       Robert J. Sawyer (2009) Wake.

Geen idee wat dit gaat worden, staat al een tijdje op de e-reader omdat het geshortlist was voor de Hugo Award. Spontane intelligentie ontwikkelt zich op het web, hmmm, we zullen zien.

–       Richard K. Morgan (2002) Altered Carbon.

Als iets als ‘hardboiled cyperpunk’ wordt geadverteerd dan ben ik er voor in!

Wat leest Roy Groen in zijn puptent deze zomer?

Door Roy Groen

Garth Risk Hallberg – City On Fire. Omdat je Netflix-account niet
overal werkt en je toch op de een of andere manier de avonden in je puptentje
op de camping moet doorkomen. Hallbergs roman lijkt met ruim 900 pagina’s wat
aan de lange kant, maar het geheel is gestructureerd als een moderne tv-serie,
en net als vijf seizoenen Breaking Bad of
Dexter is City on Fire voorbij voordat je er erg in hebt.

Marcel Proust – A la recherche du temps perdu. De zomervakantie is een goed
moment om dit monumentale werk dat zo’n 3000 pagina’s telt eindelijk eens te
lezen. Na de zomervakanties in je studententijd is de eerstvolgende gelegenheid
waarbij je genoeg tijd hebt om Prousts werk te lezen een periode van langdurige
werkeloosheid, of een aanstelling als literatuur professor.  

Richard Rorty – Contingency, Irony, and Solidarity. Al was het maar zodat je na
de vakantie is afgelopen net als Rorty op een overtuigende manier de namen van
Hegel, Kant, Darwin, Freud, Weber, Dewey, Heidegger, Putnam, Foucault en
Nietzsche zonder blikken of blozen in éen zin kunt gebruiken. En kunt uitleggen waarom ze
allemaal een beetje gelijk hadden, maar niet helemaal.

Hart Crane – The Bridge. The Bridge is een aaneenschakeling van
15 lyrische gedichten, die samen een ondoorgrondelijk epos vormen.  Alleen het openingsgedicht (Proem: To Brooklyn Bridge) bevat al meer
moeilijke woorden dan je prismawoordenboek telt, dus enig doorzettingsvermogen
is vereist.

Hannah Arendt – The Human Condition. Na het lezen van al die
boeken vraag je je misschien af hoe het eigenlijk met de menselijke soort
gesteld is. Hannah Arendt presenteerde bijna zestig jaar geleden een
spitsvondig antwoord dat nog steeds waardevol, verontrustend, en hoopgevend is.

Tom Idema’s reis door de literatuur

Door Tom Idema

John Steinbeck. East of Eden. Een geschiedenis van twee families in de Salinas
Valey in Californië die gedurende drie generaties met elkaar vervlochten raken
in de turbulente periode 1850-1950. Nobelprijs-winnaar Steinbeck weet als geen
ander het persoonlijke en het maatschappelijke met elkaar te verbinden.

Tom Lanoye. Gelukkige slaven. Razendsnelle roman van een van mijn favoriete
schrijvers in het Nederlandse taalgebied. Absurde gebeurtenissen en
ijzerstekere dialogen à la Tarantino.

Margaret Atwood. Maddaddam. Derde deel van de gelijknamige trilogie. Hoogstaande
post-apocalyptische fictie met veel vreemde wezens, waaronder mensen. Gewoon
science fiction dus, maar dat mogen we van Atwood niet zeggen. Taai maar fraai.

Jeff Vandermeer. The Southern Reach Trilogy. In ‘gebied X’ waar jarenlang van de overheid geen mens mocht komen,
schijnt de natuur terrein terug te winnen op de mens. Wat betekent dat precies?
Een frisse combinatie van science fiction, fantasy en horror.

Jonathan Franzen. Purity. De desintegratie van het gezin, de politiek van het
internet, en de vurige wens om meer te hebben dan de ander: Frantzen is een van
de scherpste observatoren van de hedendaagse Amerikaanse cultuur. De proza in
zijn meest recente werk is oppervlakkig en onorigineel, geheel in lijn met
vertwittering van de maatschappij. Dat leest dus lekker weg!

Mathijs Sanders gaat op vakantie en neemt mee…

Door Mathijs Sanders

1. Alexandr Poesjkin, Brieven.
Verzameld werk, deel 9
. Vertaling Hans Boland. Papieren Tijger 2016.

In 1999 verscheen het eerste deel van wat inmiddels het
tiendelige Verzameld werk van de
Russische schrijver Alexandr Poesjkin is. Vertaler Hans Boland – die de laatste
twee delen op 2 juni presenteerde aan de Radboud Universiteit – heeft een
meesterwerk voltooid. Kunstenaarsbrieven bieden de aangename illusie dat je op
de werktafel van de schrijver kijkt, of onder de motorkap van diens werk. Zelf
uit oudere vertalingen blijkt dat Poesjkin een virtuoze briefschrijver was. Ik
verheug mij erg op deze royale uitgave! 

2. Robert van Gulik, Het
spookklooster
. The House of Books 2015.

Met een groep Vlaamse en Nederlandse collega’s werk ik
aan een boek over Nederlandstalige publieksliteratuur in de twintigste eeuw.
Aangespoord door Dirk de Geest ben ik mij aan het inlezen op de naoorlogse
detectivefictie. De sinoloog en diplomaat Robert van Gulik is een geheel
vergeten schrijver, maar zijn serie over Rechter Tie – misdaadverhalen die zich
afspelen in het China van de zeventiende eeuw – was ooit immens populair. Voor
wie iets van die sensatie wil ervaren: begin met de roman Het spookslot uit 1962, die onlangs opnieuw werd uitgegeven.

3. Adrien Bosc, Morgenvroeg
in New York
. Cossee 2016.

Oud-studente Carlijn Brouwer – bij mij afgestudeerd met
een scriptie over Boudewijn Büch – vertaalde in opdracht van uitgeverij Cossee
de roman Constellation van de jonge
Franse schrijver Adrien Bosc: een avontuurlijk boek over de crash van het Air
France-toestel Lockheed Constellation op 28 oktober 1949, met aan boord de
bokskampioen Marcel Cerdan. Het was bijzonder om iets van het vertaalwerk van
nabij mee te maken (het wikken en wegen van woorden) en nu het resultaat te
kunnen lezen. ‘Elk verhaal, elke structuur is een kunstgreep’. Datzelfde kan
gezegd worden van elke vertaling.

4. Kamel Daoud, Moussa
of de dood van een Arabier
. Ambo/Anthos 2015.

Sinds de middelbare school ben ik onder de indruk van het
werk van de Franse schrijver Albert Camus, dit dankzij een geweldige docente
Frans. In Moussa schrijft de
Algerijnse schrijver Kamel Daoud terug naar Camus’ eerste roman, L’Étranger (1942) en geeft hij de
anonieme Arabier die in deze roman wordt doodgeschoten een naam, een gezicht,
een stem. ‘Vandaag is mijn moeder nog in leven’. Dat moeten we maar eens gaan
lezen in de mastercursus Europese Letterkunde!  

Wat leest Helleke van den Braber deze zomer?

Door Helleke van den Braber

Maddadam trilogy  – Margaret Atwood. (de
trilogie bestaat uit Oryx and Crake (2003),
The year of the flood (2009) en Maddadam (2013). Atwood zelf noemt
de Maddadam trilogie liever
“speculative fiction” en “adventure romance” dan science fiction en ik kan beamen
dat deze prachtige, bloedspannende en meeslepende romans weliswaar in een
dystopische  toekomst spelen maar
desondanks huiveringwekkend echt en nabij aanvoelen. Voor wie houdt van
superieur geconstrueerde page-turners.

image


Telegraph Avenue (2012),  Michael Chabon. Alles aan dit boek swingt, of misschien moet ik zeggen heeft swagger – de vloeiende, met slang
doorspekte taal, de setting (een rommelige platenzaak), de personages (die
acteur zijn in blaxploitation films, of muzikant, of verloskundige), de talloze
muziek- en filmreferenties… De roman is met enorme vaart geschreven en schiet
het ene idee(tje) na het andere op je af. Vermoeiend, misschien, maar leuk vermoeiend.

Just
kids
(2010), Patti Smith. Een must read voor wie ook maar een beetje geinteresseerd is in kunstenaarschap.
Smith vertelt in deze memoires over de jaren voordat ze doorbrak met het
protopunk album Horses (1976); jaren
waarin ze samenleefde met fotograaf Robert Mapplethorpe en samen met hem een
plek veroverde in de New Yorkse muziek- en kunstscene. Smith heeft een
aangenaam heldere en scherpe manier van vertellen en weet de (vaak excentrieke,
soms licht belachelijke) mensen om haar heen prachtig te typeren. In één adem
uitgelezen.

How to be a woman (2011)
– Caitlin Moran. Moran schreef jaren voor het muziekblad Melody Maker en vertelt met vaart en humor over haar ervaringen als
vrouw in een mannenwereld, of eigenlijk: als vrouw überhaupt. How to be a woman beschrijft, volgens de
Guardian, “situations so true to life
that you will howl in recognition. It is very, very funny (…) However, if you
are female, and particularly if you are a female under 30, then, tucked around
the jokes, Moran has provided you with a short, sharp, feminist manifesto.” Klopt.

Geschiedenis van een
leven
(in Nederland uitgegeven tussen 1967 en 1984) – Konstantin
Paustovsky. In zes prachtige delen vertelt Paustovsky over zijn omzwervingen in
het Rusland van een eeuw geleden. Deze lyrische autobiografie is zo beeldend
geschreven dat je je onderdeel voelt van de verdwenen wereld die Paustovsky
beschrijft: zijn kinderjaren in Kiev, de gruwel van de loopgraven van de Eerste
Wereldoorlog en de turbulentie van de Russische Revolutie – maar ook zijn
eerste liefdes en beginnende kunstenaarschap. Paustovski beleeft dit alles
intens – niet voor niets staan de zes boeken bekend als ‘een autobiografie van
de ziel’ eerder dan van gebeurtenissen. Ik las de boeken toen ik twintig was en
ze maakten een verplettterende indruk.

Judith Naeff leest de zomer door

Door Judith Naeff

image

Wie naar Parijs gaat deze zomer zou onmiddellijk Etel Adnans prachtige overpeinzingen moeten bestellen, getiteld Paris When it’s Naked – een verscheurde liefdesbetuiging aan de stad, geschreven vol compassie, wijsheid en poëzie. Wie niet naar Parijs gaat ook. Dan kun je gelijk de trein boeken voor de herfstvakantie.

China Miéville’s The City & the City is een spannende thriller die zich afspeelt in twee steden die strikt van elkaar gescheiden zijn maar dezelfde geografische locatie delen. Dit gedachte-experiment is ver gezocht maar zo consistent doorgevoerd dat Miéville erin slaagt onze suspension of disbelief tot het eind toe te rekken en ondertussen vragen op te roepen over hoe de detectives zoektocht naar de waarheid beperkt wordt door sociale blinde vlekken, politieke uitsluiting en de belangen van de staat en de bedrijfswereld.

Met Kamila. Het verhaal van mijn moeder (uit het Arabisch vertaald door Djûke Poppinga en in het Engels vertaald als The Locust and the Bird ) vertelt auteur Hanan Al Shaykh het levensverhaal van haar moeder. De literaire transformatie van Al Shaykh, die voor deze roman een totaal nieuwe toon aanslaat om de stem van haar analfabete moeder te benaderen; de ruimhartigheid die ze met deze roman tegenover haar moeder weet op te brengen ondanks de woede over haar ontrouw; de sociale veranderingen in Libanon die op de achtergrond spelen en de levenslustige omarming van de moderniteit, poëzie, de liefde en cinema door deze eigenzinnige plattelandsvrouw maken dit tot een geweldige roman.

Between the World and Me is het veelbesproken besproken boek waarin de auteur Ta-Nehisi Coates zich richt tot zijn zoon om hem uit te leggen wat het betekent om zwart te zijn in de Verenigde Staten vandaag de dag. Het leest als één lange bevlogen speech en weet bijna invoelbaar te maken hoe de constante blootstelling van de zwarte bevolking aan allerlei vormen van mogelijk geweld de Amerikaanse samenleving ontwricht.

De eloquentie en intelligentie van Zadie Smiths essays over literatuur, filosofie en het leven in Changing my Mind zijn om te smullen. Haar scherpe observaties krijgen diepte door haar reflecties die moeiteloos schakelen tussen theorie en intuïtie.

Wat leest Maarten Depourcq deze zomer?

Door Maarten Depourcq

Patrick
Modiano, Une jeunesse

Sinds Dora
Bruder
moet ik om de zoveel tijd een Modiano lezen. Hij schrijft steeds
hetzelfde boek, maar gelukkig ben ik steeds een ander mens wanneer ik een
nieuwe ter hand neem. Herinneringsarbeid op zijn scherpst.

Lize
Spit, Het smelt

Uit de selectie van de nieuwe uitgeverij Das
Mag, die als tijdschrift het afgelopen academiejaar ‘magazine-in-residence’ was
in onze master Letterkunde. Bij het begin van dat academiejaar was de Belgische
Lize Spit nog een absolute geheimtip, nu is haar boek klaar voor Hollywood. Ik
liep voor, loop nu achter en moet me dus haasten.

Orhan
Pamuk, Ik heet Karmozijn

Sommige boeken hebben iets onontkoombaars en
genadeloos. Sneeuw en Het museum van de onschuld van Pamuk
hebben dat. Duimen dat dit boek dat ook heeft.

Edmund Richardson, Classical Victorians: Scholars, Scoundrels and Generals in Pursuit of
Antiquity

Via levensverhalen van bekende en minder
bekende Victoriaanse figuren laat Richardson zien hoe de oudheid op soms heel
onorthodoxe wijze het leven van klein en groot heeft gevormd. Hij heeft een
geweldige pen, dus dit belooft een page-turner te worden.

Tom
Tirabosco et Christian Perrissin, Kongo –
Le ténébreux voyage de Józef Teodor Konrad Korzeniowski

image

Helemaal in de lijn van de biografische school
in de graphic novel: een stripboek
over Joseph Conrad en diens Heart of
Darkness
. En een hommage aan de studenten intertekstualiteit van afgelopen
jaar, die zichzelf helemaal hebben ingewerkt in de stripwereld. Ik doe lustig
verder. Het is niet voor niets geweest!

Dennis Kersten’s summer reads

By Dennis Kersten

image

This Summer, I hope to finish
reading Adam Sisman’s biography of novelist and former British intelligence
officer John le Carré. I always read at least one big book: they slow you down,
which is the point of a holiday. I’m looking forward to reading Kate Tempest’s debut
novel, The Bricks that Built the Houses.
I was already impressed with her Mercury Prize nominated rap album Everybody Down; the novel is said to be
its companion piece. She is also compared to Virginia Woolf. I have heard that
one before, but that won’t stop me. Next on my list, and staying with biography
and pop music, is A Man Called
Destruction
, Holly George-Warren’s life of Alex Chilton, who fronted the
influential 1970s power pop band Big Star. Last, I will read the new Dutch
translation of Robert Walser’s Jakob von
Gunten
.