Mathijs Sanders gaat op vakantie en neemt mee…

Door Mathijs Sanders

1. Alexandr Poesjkin, Brieven.
Verzameld werk, deel 9
. Vertaling Hans Boland. Papieren Tijger 2016.

In 1999 verscheen het eerste deel van wat inmiddels het
tiendelige Verzameld werk van de
Russische schrijver Alexandr Poesjkin is. Vertaler Hans Boland – die de laatste
twee delen op 2 juni presenteerde aan de Radboud Universiteit – heeft een
meesterwerk voltooid. Kunstenaarsbrieven bieden de aangename illusie dat je op
de werktafel van de schrijver kijkt, of onder de motorkap van diens werk. Zelf
uit oudere vertalingen blijkt dat Poesjkin een virtuoze briefschrijver was. Ik
verheug mij erg op deze royale uitgave! 

2. Robert van Gulik, Het
spookklooster
. The House of Books 2015.

Met een groep Vlaamse en Nederlandse collega’s werk ik
aan een boek over Nederlandstalige publieksliteratuur in de twintigste eeuw.
Aangespoord door Dirk de Geest ben ik mij aan het inlezen op de naoorlogse
detectivefictie. De sinoloog en diplomaat Robert van Gulik is een geheel
vergeten schrijver, maar zijn serie over Rechter Tie – misdaadverhalen die zich
afspelen in het China van de zeventiende eeuw – was ooit immens populair. Voor
wie iets van die sensatie wil ervaren: begin met de roman Het spookslot uit 1962, die onlangs opnieuw werd uitgegeven.

3. Adrien Bosc, Morgenvroeg
in New York
. Cossee 2016.

Oud-studente Carlijn Brouwer – bij mij afgestudeerd met
een scriptie over Boudewijn Büch – vertaalde in opdracht van uitgeverij Cossee
de roman Constellation van de jonge
Franse schrijver Adrien Bosc: een avontuurlijk boek over de crash van het Air
France-toestel Lockheed Constellation op 28 oktober 1949, met aan boord de
bokskampioen Marcel Cerdan. Het was bijzonder om iets van het vertaalwerk van
nabij mee te maken (het wikken en wegen van woorden) en nu het resultaat te
kunnen lezen. ‘Elk verhaal, elke structuur is een kunstgreep’. Datzelfde kan
gezegd worden van elke vertaling.

4. Kamel Daoud, Moussa
of de dood van een Arabier
. Ambo/Anthos 2015.

Sinds de middelbare school ben ik onder de indruk van het
werk van de Franse schrijver Albert Camus, dit dankzij een geweldige docente
Frans. In Moussa schrijft de
Algerijnse schrijver Kamel Daoud terug naar Camus’ eerste roman, L’Étranger (1942) en geeft hij de
anonieme Arabier die in deze roman wordt doodgeschoten een naam, een gezicht,
een stem. ‘Vandaag is mijn moeder nog in leven’. Dat moeten we maar eens gaan
lezen in de mastercursus Europese Letterkunde!