– Groove: A Phenomenology of Rhythmic
Nuance – Tiger C. Roholt (New York: Bloomsbury 214). A phenomenological study of
what I consider one of the most important aspects of music: groove.
– In the Blink of an Ear: Toward a
Non-Cochlear Sonic Art – Seth
Kim-Cohen (New York: Bloomsbury 2009). And: The Tone of Our Times: Sound, Sense,
Economy, and Ecology (Cambridge: MIT Press 2014). Two books on sound, but
discussed from different perspectives: art and ecology, respectively.
– Speaking Code: Coding as Aesthetic and
Political Expression – Geoff Cox (Cambridge: MIT Press 2013). And: Code/Space: Software and Everyday Life – Rob
Kitchin and Martin Dodge (Cambridge: MIT Press 2011). Two books on another phenomenon
that I am fascinated with: software. These books approach software from a
cultural studies perspective.
Maddadam trilogy – Margaret Atwood. (de
trilogie bestaat uit Oryx and Crake (2003), The year of the flood (2009) en Maddadam (2013). Atwood zelf noemt
de Maddadam trilogie liever
“speculative fiction” en “adventure romance” dan science fiction en ik kan beamen
dat deze prachtige, bloedspannende en meeslepende romans weliswaar in een
dystopische toekomst spelen maar
desondanks huiveringwekkend echt en nabij aanvoelen. Voor wie houdt van
superieur geconstrueerde page-turners.
Telegraph Avenue (2012), Michael Chabon. Alles aan dit boek swingt, of misschien moet ik zeggen heeft swagger – de vloeiende, met slang
doorspekte taal, de setting (een rommelige platenzaak), de personages (die
acteur zijn in blaxploitation films, of muzikant, of verloskundige), de talloze
muziek- en filmreferenties… De roman is met enorme vaart geschreven en schiet
het ene idee(tje) na het andere op je af. Vermoeiend, misschien, maar leuk vermoeiend.
Just
kids (2010), Patti Smith. Een must read voor wie ook maar een beetje geinteresseerd is in kunstenaarschap.
Smith vertelt in deze memoires over de jaren voordat ze doorbrak met het
protopunk album Horses (1976); jaren
waarin ze samenleefde met fotograaf Robert Mapplethorpe en samen met hem een
plek veroverde in de New Yorkse muziek- en kunstscene. Smith heeft een
aangenaam heldere en scherpe manier van vertellen en weet de (vaak excentrieke,
soms licht belachelijke) mensen om haar heen prachtig te typeren. In één adem
uitgelezen.
How to be a woman (2011)
– Caitlin Moran. Moran schreef jaren voor het muziekblad Melody Maker en vertelt met vaart en humor over haar ervaringen als
vrouw in een mannenwereld, of eigenlijk: als vrouw überhaupt. How to be a woman beschrijft, volgens de Guardian, “situations so true to life
that you will howl in recognition. It is very, very funny (…) However, if you
are female, and particularly if you are a female under 30, then, tucked around
the jokes, Moran has provided you with a short, sharp, feminist manifesto.” Klopt.
Geschiedenis van een
leven (in Nederland uitgegeven tussen 1967 en 1984) – Konstantin
Paustovsky. In zes prachtige delen vertelt Paustovsky over zijn omzwervingen in
het Rusland van een eeuw geleden. Deze lyrische autobiografie is zo beeldend
geschreven dat je je onderdeel voelt van de verdwenen wereld die Paustovsky
beschrijft: zijn kinderjaren in Kiev, de gruwel van de loopgraven van de Eerste
Wereldoorlog en de turbulentie van de Russische Revolutie – maar ook zijn
eerste liefdes en beginnende kunstenaarschap. Paustovski beleeft dit alles
intens – niet voor niets staan de zes boeken bekend als ‘een autobiografie van
de ziel’ eerder dan van gebeurtenissen. Ik las de boeken toen ik twintig was en
ze maakten een verplettterende indruk.
Wie naar Parijs gaat deze zomer zou onmiddellijk Etel Adnans prachtige overpeinzingen moeten bestellen, getiteld Paris When it’s Naked – een verscheurde liefdesbetuiging aan de stad, geschreven vol compassie, wijsheid en poëzie. Wie niet naar Parijs gaat ook. Dan kun je gelijk de trein boeken voor de herfstvakantie.
China Miéville’s The City & the City is een spannende thriller die zich afspeelt in twee steden die strikt van elkaar gescheiden zijn maar dezelfde geografische locatie delen. Dit gedachte-experiment is ver gezocht maar zo consistent doorgevoerd dat Miéville erin slaagt onze suspension of disbelief tot het eind toe te rekken en ondertussen vragen op te roepen over hoe de detectives zoektocht naar de waarheid beperkt wordt door sociale blinde vlekken, politieke uitsluiting en de belangen van de staat en de bedrijfswereld.
Met Kamila. Het verhaal van mijn moeder (uit het Arabisch vertaald door Djûke Poppinga en in het Engels vertaald als The Locust and the Bird ) vertelt auteur Hanan Al Shaykh het levensverhaal van haar moeder. De literaire transformatie van Al Shaykh, die voor deze roman een totaal nieuwe toon aanslaat om de stem van haar analfabete moeder te benaderen; de ruimhartigheid die ze met deze roman tegenover haar moeder weet op te brengen ondanks de woede over haar ontrouw; de sociale veranderingen in Libanon die op de achtergrond spelen en de levenslustige omarming van de moderniteit, poëzie, de liefde en cinema door deze eigenzinnige plattelandsvrouw maken dit tot een geweldige roman.
Between the World and Me is het veelbesproken besproken boek waarin de auteur Ta-Nehisi Coates zich richt tot zijn zoon om hem uit te leggen wat het betekent om zwart te zijn in de Verenigde Staten vandaag de dag. Het leest als één lange bevlogen speech en weet bijna invoelbaar te maken hoe de constante blootstelling van de zwarte bevolking aan allerlei vormen van mogelijk geweld de Amerikaanse samenleving ontwricht.
De eloquentie en intelligentie van Zadie Smiths essays over literatuur, filosofie en het leven in Changing my Mind zijn om te smullen. Haar scherpe observaties krijgen diepte door haar reflecties die moeiteloos schakelen tussen theorie en intuïtie.
Sinds Dora
Bruder moet ik om de zoveel tijd een Modiano lezen. Hij schrijft steeds
hetzelfde boek, maar gelukkig ben ik steeds een ander mens wanneer ik een
nieuwe ter hand neem. Herinneringsarbeid op zijn scherpst.
Lize
Spit, Het smelt
Uit de selectie van de nieuwe uitgeverij Das
Mag, die als tijdschrift het afgelopen academiejaar ‘magazine-in-residence’ was
in onze master Letterkunde. Bij het begin van dat academiejaar was de Belgische
Lize Spit nog een absolute geheimtip, nu is haar boek klaar voor Hollywood. Ik
liep voor, loop nu achter en moet me dus haasten.
Orhan
Pamuk, Ik heet Karmozijn
Sommige boeken hebben iets onontkoombaars en
genadeloos. Sneeuw en Het museum van de onschuld van Pamuk
hebben dat. Duimen dat dit boek dat ook heeft.
Edmund Richardson, Classical Victorians: Scholars, Scoundrels and Generals in Pursuit of
Antiquity
Via levensverhalen van bekende en minder
bekende Victoriaanse figuren laat Richardson zien hoe de oudheid op soms heel
onorthodoxe wijze het leven van klein en groot heeft gevormd. Hij heeft een
geweldige pen, dus dit belooft een page-turner te worden.
Tom
Tirabosco et Christian Perrissin, Kongo –
Le ténébreux voyage de Józef Teodor Konrad Korzeniowski
Helemaal in de lijn van de biografische school
in de graphic novel: een stripboek
over Joseph Conrad en diens Heart of
Darkness. En een hommage aan de studenten intertekstualiteit van afgelopen
jaar, die zichzelf helemaal hebben ingewerkt in de stripwereld. Ik doe lustig
verder. Het is niet voor niets geweest!
Still mulling over what to read this summer? Hoping this might finally be the year you pick that Proust you never managed to read from the shelves? Zlatan Ibrahimovic’s autobiography? The latest collection of essays by Zadie Smith? Ugh – if only there was someone to help you make up your mind. Oh dear, you’re in for a treat! The next few weeks, our staff members will share their insider’s literary tips for this summer, ranging from the most exciting contemporary novels to rare philosophy books you never heard about but should have, to, yes, indeed, that Zlatan biography. Watch this space!
De inkt van het vierjaarlijkse advies van de Raad voor
cultuur over de landelijke subsidies aan kunstinstellingen is nog nauwelijks
droog of de krantenberichten over de winnaars en verliezers buitelen over
elkaar heen. Tranen vloeien dit keer rijkelijk bij het Orkest van het Oosten,
bij De Appel en Het Nieuwe Instituut. Gejuich gaat op bij verliezers van
eerdere jaren die door de Raad ‘gered’ worden: Kwatta, het Metropoleorkest. Het
belangrijkste nieuws van dit advies blijft echter onderbelicht: de kritiek die
de Raad uit op het systeem van de Basisinfrastructuur. Daarin zit de angel van
dit advies.
Wat zegt de Raad hierover? De basisinfrastructuur, ingevoerd
in 2008, is ‘geen afspiegeling [meer]
van het voorzieningenniveau dat Nederland in de breedte nodig heeft.’ Om
in de metafoor van het bestel te blijven: de rails liggen op de verkeerde
plaats, en de treinen rijden niet meer op tijd. Dat het dringend noodzakelijk
is dat het stelsel wordt herzien werd in december al duidelijk, bij de nieuwe Erfgoedwet, die een
kerntaak van de Rijksmusea onttrok aan de vierjarige cyclus van de cultuurnota.
Dat roept op zijn minst de vraag op hoe dat zit met andere onderdelen van het
cultuurbestel.
De lakmoesproef voor een herziening van de culturele
basisinfrastructuur is de plaats van de landelijke ondersteunende instellingen.
In feite zijn zij de schakelpunten in de infrastructuur, het Prorail van de
kunsten, waar de producerende instellingen zorgen voor de treinen: de inhoud.
Waar je, naar analogie van het spoor, wel met enige regelmaat de dienstregeling
wil herzien en wil bekijken welke treinen vol zitten en welke niet, moeten
rails en stations langdurig op orde zijn. Dat vergt onderhoud, maar hun bestaan
zelf staat niet ter discussie. Zoals erfgoed in de nieuwe wet tot een
ministeriële verantwoordelijkheid wordt gemaakt die voor onbepaalde tijd aan
een instelling kan worden gedelegeerd, zo zou dat ook moeten gelden voor de
ondersteuningsstructuur van de culturele sector.
Na de kaalslag die ook op dit gebied vijf jaar geleden
begon, zijn er nog vijf ondersteuningsinstellingen die een aanvraag voor de
Basisinfastructuur hebben gedaan: Het Nieuwe Instituut, Digitaal Erfgoed
Nederland, de Boekmanstichting, Dutch Culture en het LKCA. Ook EYE heeft
verwante taken, en het is de vraag of een instelling als Cultuur+Ondernemen
niet in dit rijtje thuishoort. De disciplinaire kennisinstituten zijn
verdwenen, zoals de kunstdisciplines ook in de cultuurnota niet meer leidend
zijn. Bestond die vroeger uit hoofdstukken per discipline, nu legt de minister
de nadruk op sectoroverstijgende elementen: onderwijs, talentontwikkeling,
creatieve industrie, digitalisering, dialoog met de samenleving, bestel en
maatschappelijke meerwaarde. Het zou voor de hand liggen dat deze indeling
terug te zien is in de taakstelling van de ondersteunende instellingen.
Kortom, een toekomstbestendige basisinfrastructuur heeft een
kern van instituten die de uitvoerende, vierjarig gesubsidieerde instellingen
ondersteunen met kennis, advies en inzicht op de genoemde thema’s. De basis
daarvoor is er al: het LKCA voor onderwijs en talentontwikkeling, HNI voor de
creatieve industrie, DEN voor digitalisering, Boekman voor bestel en
maatschappelijke meerwaarde. Ook ondernemerschap (C+O) en internationalisering
(Dutch Culture) lijken onderwerpen die van belang zijn. Uit het advies blijkt
ook dat dit thema’s zijn die door afzonderlijke culturele instellingen niet
voldoende kunnen worden ingevuld. Zo verwijt de Raad de musea ondanks grote
inspanningen op het terrein van de educatie nog altijd gericht te zijn op de
eigen collectie en het eigen aanbod. Voor afstemming, doelgroepenbeleid en het
verwerken van actuele inzichten uit (wetenschappelijk) onderzoek is de bijdrage
van een kennisinstituut hierbij onmisbaar. Thema’s die vragen om onafhankelijke
spelers die kunnen bouwen aan een nationaal en internationaal netwerk, die
kennis kunnen opbouwen, delen en uitwisselen en zo de sector en de overheid
helpen bij het maken van onderbouwde keuzes voor de toekomst. En dat is een
taak die, zo maakt de vergelijking met de wereld van het spoor wel duidelijk,
beter een taak van de overheid is dan één die aan een marktpartij wordt
overgelaten.
Zou het niet geweldig zijn als je stroom kan
opwekken met je colbertje? Je mobiel kan opladen in de achterzak van je
spijkerbroek? Of kan twitteren met je trui?
‘Draagbare
technologie’ is de nieuwe mode. Mode-ontwerpers en wetenschappers verwerken elektronica,
vitaminen, microprocessoren, zonnepanelen, LEDs, of interactieve interfaces in kleding.
De toepassing van zulke ‘slimme materialen’ in modeontwerp staan aan de basis
van wat ik ‘cybercouture’ noem. Dat klinkt misschien als toekomstmuziek, maar in
Nederland wordt hier al volop mee geëxperimenteerd. Kunstenaars en ontwerpers, zoals Pauline van Dongen, Iris van Herpen, Bart Hess, Daan Roosegaarde, Marina
Toeters en Anouk Wipprecht, vormen de avant-garde in het internationale veld
van cybercouture. Toch zien we de cybercouture nog niet terug in de mode op
straat. ‘Wearables’ (zoals draagbare technologie in vaktermen heet) komen
zelden verder dan het laboratorium of de catwalk en blijven te veel hangen in
de sfeer van ‘gadgets’ en ‘gimmicks’.
Daarom zijn we vorig jaar aan
de Radboud Universiteit Nijmegen, samen met de Technische Universiteit
Eindhoven en de modeacademie ArtEZ in Arnhem, een interdisciplinair
onderzoeksproject gestart, ‘Crafting Wearables’, waarin mode, technologie,
industrie, en wetenschappelijk onderzoek samenwerken. We willen wearables
ontwerpen die duurzaam, modieus én commercieel haalbaar zijn. Een ‘nerdy’
outfit mag dan wel een technologisch hoogstandje zijn, maar het moet je ook
goed staan en lekker zitten. En het moet iets toevoegen aan de volle klerenkast
en de vele technologische apparaten die je al hebt. Zou het niet ideaal zijn
als mijn favoriete spijkerjasje op festivals tegelijkertijd als telefoonoplader
dient of als mijn trui warmte afgeeft wanneer het aan het eind van de dag
frisser wordt?
In cybercouture
versmelten het lichaam, de kleding en de technologie. Die intense en intieme
verbondenheid tussen mens en technologie doet iets met onze identiteit. Daarom roept
cybercouture ook filosofische vragen op: word ik me door het t-shirt dat mijn
bloeddruk in de gaten houdt niet ineens veel bewuster van mijn lichaam? Wat
doet het met mijn vriendschappen als mijn jurk mijn emoties weerspiegelt zonder
dat ik ze hoef uit te spreken? Wearables creëren een weefsel van complexe en
mobiele relaties tussen de mens en haar lichaam, technologie, en samenleving.
Zo helpt cybercouture om die relaties te verdiepen, veranderen en
tegelijkertijd kritisch te bevragen.
Music has the potentiality
to move us, sometimes quite literally so. It incites us to dance, triggers emotions,
or helps us remember. Music simply makes us feel something. Listening to music
is not only a mental activity, but a physical one as well. This is not only
noticeable when one listens to very loud
music. Soft music can have
a similar impact as well. Yet, there are people who claim that music does
nothing to them. They believe to be insensitive to the moving powers of music.
As of today, it might be more
difficult to sustain that claim. Salk Institute scientists have found a way to control the brain
cells of a tiny nematode worm through ultrasound.
No devices needed to be attached to the poor creature; it was all done by
simply blasting ultrasonic waves to the worm. Through these sound bursts the
scientist were able to change the worm’s direction. Neural activity thus was
triggered from a distance, by using sounds that penetrate the worm’s body. The
scientists expect that it will eventually also be possible to do this with
larger animals, including humans.
The intrusive powers of
music and sound isn’t a recent discovery. Steve Goodman, also known as Kode9, for instance, wrote an excellent book on sonic warfare. And one only needs
to stand in an elevator and listen to the
music played there to realize how
intrusive, and nerve wrecking, sound and music can be. The fact, however, that
sound can literally change our physical constitution and manipulate and control
our movements does seem to make the claims regarding the influencing powers of
music on consumers, as articulated by companies such as Mood Media,
much more believable, and a bit scary as well…