Kunst, kommer en commercie

Door Jan Baetens

image

‘Het museum onderhoudt geen conflicterende banden met de commerciële kunsthandel.’ Dat was een van de ‘vuistregels voor musea’ die Christiaan Braun, een Nederlandse kunstverzamelaar, kort geleden  in paginagrote advertenties liet afdrukken in Nederlandse kranten. Met die zelfgeschreven regels wilde Braun waarschuwen tegen de belangenvermenging die de museale sector volgens hem steeds meer ondermijnt. De rol van de sector zou met name vooral gehypothekeerd worden door allerhande commerciële belangen. Kunsthandelaars en galeristen, de goudgeile slippendragers van de geldgod mammon, hebben het daarbij vaak gedaan: hun private belangen hangen volgens Braun als een donkere schaduw over de publieke roeping van het museum als lichtgevend cultureel baken in de samenleving.

Nu is het lang niet zo nieuw om de commercie, en met name de kunsthandel, te bekritiseren. Anna Tilroe oreert al jaren tegen de perverse effecten van een al te machtige kunsthandel. Merkwaardig genoeg is een volstrekt ander geluid momenteel te horen in Parijs. Daar krijgt de negentiende-eeuwse kunsthandelaar Paul Durand-Ruel zowaar zijn eigen tentoonstelling in het Musée du Luxembourg. De tentoonstelling is een onvervalste hommage aan Durand-Ruel, een visionair met een roeping, volgens de curatoren, omdat hij de impressionisten ondersteunde in een tijd waarin niemand er pap van lustte ─ uitgerekend dezelfde impressionisten die nu als geen andere kunstenaars musea kunnen doen vollopen met bezoekers die er anders niet komen. Niet alleen Parijs krijgt de blockbuster-tentoonstelling overigens voorgeschoteld: daarna is Durand-Ruel ook te gast in de National Gallery in Londen en het Philadelphia Museum of Art.    

Je kan natuurlijk kanttekeningen plaatsen bij het heiligenleven dat de Durand-Ruel tentoonstelling vertelt over de handelaar. Maar dat de tentoonstelling er überhaupt is, plaatst ook het actuele debat in een ander licht. Uiteraard valt er iets te zeggen voor wat Braun of Tilroe roepen. Maar laat ons dat allemaal toch vooral met een historisch korreltje zout nemen. Je hoeft geen meters museumarchief door te nemen om te weten dat de handel in Durand-Ruels tijd minstens even sterk vervlochten was met het museale veld. En je hoeft geen stapels kunsttijdschriften uit de tijd door te bladeren om te zien dat ook toen al de commercie werd gecast in de klassieke rol van erfvijand van de kunsten. Dat weerhoudt grote musea van vandaag blijkbaar niet van een ode aan de kunsthandel van vroeger. Over honderd jaar misschien een tentoonstelling gewijd aan de steenrijke en oppermachtige hedendaagse kunstmogol Larry Gagosian en zijn galerie? Volgens mij zal het zo lang niet duren.

Image credits: 
Tentoonstelling Paul Durand-Ruel, le pari de l’Impressionisme, Parijs, Musée du Luxembourg, 9 oktober 2014 – 8 februari 2015. © Didier Plowy pour la RMN-Grand Palais, Paris 2014

(Te) commercieel? Het Van Gogh Museum gaat in consultancy

Door Helleke van den Braber

image

Twee weken geleden liet het Van Gogh Museum weten een nieuwe inkomstenbron te hebben gevonden. Verrassend, want het museum staat nu niet direct bekend om zijn armlastigheid. Het cultureel ondernemerschap van het museum is voorbeeldig: liefst 80,3% van het jaarlijkse budget wordt zelf verdiend (42,9 uit entree-inkomsten en 37,4 uit commerciële activiteiten, merchandise en sponsoring); de overheid springt voor slechts 19,7 procent bij. Met de ‘eigen inkomsten-norm’ van 21,5 procent die sinds 2013 voor musea geldt (alleen instellingen die 21,5% van hun inkomsten zelf verdienen kunnen subsidie aanvragen) veegt het Van Gogh Museum dus glimlachend de vloer aan.

Toch heeft het museum nu besloten nóg ondernemender te worden, en zijn kennis en medewerkers volop commercieel te gaan exploiteren. De museumexperts zijn voortaan tegen uurtarief te huur voor iedereen die behoefte heeft aan expertise op het terrein van educatie, behoud of restauratie van kunst. Het museum gaat dus in consultancy. Beoogde klanten zijn andere musea, bedrijven en particuliere kunstverzamelaars. Dit is om twee redenen een interessante stap. Ten eerste omdat hier niet meer alleen de (toegang tot) kunst vermarkt wordt, maar ook de (toegang tot) kennis rond, over en van kunstwerken. En ten tweede omdat het museum hiermee de bestaande informele geefrelaties in de culturele wereld verregaand verzakelijkt.

In De Volkskrant van 11 oktober 2014 zegt Benno Tempel, directeur van het Haags Gemeentemuseum, dat hij het maar vreemd vindt dat het Van Gogh geld wil zien voor inzet van zijn expertise. Onderlinge dienstverlening gebeurt tussen musea van oudsher met gesloten beurzen. Wie geeft kan er op rekenen terug te krijgen. Tempel: “Het past niet bij de museumcultuur. Daar draait het om de gunfactor: ik help jou, jij helpt mij. Helpen wij een verzamelaar, dan kunnen wij hem weer benaderen voor bruikleen van een werk. Soms krijgen we een stuk geschonken, als dank.” Ook het ministerie van OCW kan de commerciële aspiraties van het museum maar weinig waarderen. “De zakelijke activiteiten moeten de museale taken niet in de weg zitten. Daarvoor krijgt het museum subsidie”, waarschuwt een woordvoerder. Kennelijk kunnen instellingen hun ondernemerschap ook overdrijven.

Tempels verbazing en de ongerustheid van OCW krijgen reliëf als we kijken naar onderzoek van cultuursocioloog Hans Abbing, die in 2004 stelde dat de meeste uitwisselingen in de kunstwereld in het teken staan van de ‘giftsfeer’, een sfeer die op gespannen voet staat met de ‘marktsfeer’. Marktdenken in de culturele sector mag wel, maar alleen als het zich verbergt en verhult als gift. Uitwisselen en weggeven van kennis doe je om op jouw beurt van de giften van anderen te profiteren, en niet om eraan te verdienen. Onbeschaamde zakelijkheid is een taboe, en kunstinstellingen die zich openlijk in de marktsfeer positioneren kunnen rekenen op onbegrip. Of erger: reputatieschade.

Dat laatste is voor het museum wel een punt van zorg. De reputatie van het Van Gogh is – naast de collectie – hun meest waardevolle bezit. Benno Tempel vreest het ergste: “we moeten het [als musea] hebben van onze reputatie. Die is wereldtop. Als ik voor advies en andere diensten geld ga vragen, zou ik dat kapot maken”. Artistieke waarde en reputatie mag van hem kennelijk niet al te nauw geassocieerd worden met economische waarde. Kunst (en de exploitatie en presentatie van kunst) kan niet te veel over geld gaan, want anders geldt het misschien niet meer als kunst – alleen nog als handel.

Het Van Gogh Museum denkt daar anders over, en durft de grenzen op te zoeken. De stap naar consultancy is (ook) een verkenning van wat wel en niet kan en mag in de huidige cultuursector – ook al stoot je daarbij collega-musea en beleidsmakers stevig voor het hoofd. Is dit het begin van een nieuw type ondernemerschap, dat niet alleen in de museumwereld, maar ook in die van het theater of de muziek nieuwe kansen gaat bieden?

Afbeelding: via Rinuseversen1 onder Creative Commons

Master Kunstbeleid en Mecenaat

In het masterprogramma kunstbeleid en mecenaat aan de Radboud Universiteit Nijmegen leer je nadenken over vragen als: zijn bezuinigingen op kunst en cultuur wel zo erg? De kunsten kunnen toch best zichzelf bedruipen? Of is het een taak van de overheid om te investeren in kunst en cultuur? En zo ja, waarom dan? In dit masterprogramma staat niet het kunstwerk zelf centraal, maar de maatschappelijke rol en context van kunst en cultuur. Dat bekijk je vanuit het perspectief van de overheid, van de mecenas of cultuursponsor en van de kunsthandel.

In dit masterprogramma stap je regelrecht de praktijk in. Zo krijg je een goed beeld van de culturele sector en het werkveld waar je als afgestudeerde in terechtkomt. Toch is dit niet alleen een programma voor doeners, maar ook voor denkers. Je denkt kritisch na over wat er in de praktijk gebeurt en om achterliggende motieven en argumenten in (beleids)discussies bloot te leggen. Dat doe je in colleges, maar ook tijdens je onderzoeksstage. Zo kun je bijdragen aan effectievere investeringen en projecten in de wereld van kunst en cultuur.

De Masterprogramma’s van Algemene Cultuurwetenschappen:

image

 

image