Door Natascha Veldhorst
Deze maand een visuele primeur in het Amsterdamse Concertgebouw: Stravinsky’s _Vuurvogel_gespeeld door het Nederlands Philharmonisch Orkest, met geprojecteerde beeldenop een scherm van ruim vijftien meter breed. ‘Symphonic Cinema’ doopte regisseur
Lucas van Woerkum dit nieuwe filmgenre. Geen bioscoopfilm met live muziek, maar het omgekeerde:
orkestmuziek met filmbegeleiding. Bij Symphonic Cinema staat de muziek voorop.
Het is veelzeggend dat dit fenomeen juist nu voet
aan de grond krijgt. Grof geschut wordt ingezet om het tij van de leegstromende
zalen te keren (hier: bekende acteurs, Gijs Scholten van Aschat en Hannah
Hoekstra). Meer zintuigen prikkelen, dat is het credo. En dus zal het vast niet
lang meer duren of ook de vroegere geurexperimenten uit bioscopen (Odorama, Smell-O-Vision) gaan de concertzalen veroveren.
Mensen die voor het eerst een klassiek concert
bezoeken noemen het een nadeel dat er op het toneel helemaal niets te zien is.
Je zit een avond lang te kijken naar mensen in saaie zwarte pakken die knullig heen
en weer bewegen op hun stoel en steeds op hun bladmuziek turen zonder contact
maken met hun publiek. Dat geeft een akelig gevoel (‘Ik word als toeschouwer
genegeerd’). Waren ze tussendoor maar opgestaan om een dansje voor ons te doen
of desnoods twee bemoedigende zinnen door een microfoon te roepen. Maar nee, dat
gebeurde niet. Overigens wordt datzelfde nadeel, het statische toneelbeeld, door
andere bezoekers juist als een groot voordeel gezien (‘Ik maak zelf wel uit welke
beelden ik wil zien, misschien wil ik wel helemaal niets zien. Ik kom hier om
te luisteren’).
Deze discussie, tussen voorstanders van ‘muziek-met
‘en die van ‘muziek-zonder’, wordt nu al twee eeuwen gevoerd. Componist/musicoloog
Elmer Schönberger hield in 2007 ‒ in navolging van
zijn Amerikaanse collega Peter Kivy (‘Music Alone’) ‒ nog een krachtig pleidooi voor het laatste, door hem ‘Het Grote
Luisteren’ genoemd, maar dit lijkt inmiddels een kreet uit een verloren tijdperk.
Zulke ‘pure muziek’ is voorgoed ouderwets geworden.
We willen alles begrijpen wat we horen.
Tegelijkertijd zijn we niet gewend om onze verbeelding te gebruiken. Dat valt
niet met elkaar te rijmen. Daarom zijn we zo blij met mensen die ons haarfijn kunnen
uitleggen dat op dat beroemde abstracte kunstwerk de bloederige klodders tegen
een achtergrond van groene lijnen niet alleen het diepste emotionele dal van de
kunstenaar verbeelden maar ook een impressie geven van het schamele onderkomen
uit diens jeugd, ver weg in een verlaten dorpje vol magere geiten in het
hooggebergte van de Sierra Nevada. En daarom zijn we ook zo dolgelukkig met
Lucas van Woerkum, die ons tijdens dat ontiegelijk saaie klassieke concert heel
precies in beelden uitlegt wat we moeten horen. Wat een opluchting!