Bakstenenbeleid

door Edwin van Meerkerk

Ondanks de financiële crisis is een aantal grote nieuwbouwprojecten voor culturele instellingen de laatste jaren voltooid of juist in gang gezet. De bezuinigingen door het Rijk onder staatssecretaris Halbe Zijlstra en de kortingen die lagere overheden daarop lieten volgen, deden de culturele sector op haar grondvesten trillen, maar aan de bouwwoede in de kunstsector was dat niet of nauwelijks te merken. Hoe kan dat?

Culturele instellingen zijn geen passieve subsidieslurpers, als ze dat ooit al geweest zijn, maar ondernemingen die concurreren op de markt van het vrije tijdsaanbod. Hun accommodatie moet daarom op peil zijn. Daarom kan een museum als De Lakenhal in Leiden niet in het oude pand blijven zonder dit aan de eisen van de tijd aan te passen. Ook gemeenten zijn afhankelijk van een breed cultureel aanbod, en zijn bereid te investeren in nieuwbouw. Investeren in cultuur loont immers, zo heeft onderzoek keer op keer uitgewezen.

Daar komt bij dat er niet alleen bezuinigd werd op cultuur, er werd ook meer openheid geëist, en meer aandacht voor de bezoeker. Als gevolg daarvan kiezen musea er bijvoorbeeld voor hun depots (deels) open te stellen voor het publiek, omdat de collectie publiek bezit is. Maar dat is niet gratis, en budgetten worden vaak overschreden of opgehoogd, juist als het gaat om cultureel vastgoed. Een ander probleem bij renovatie en nieuwbouw is dat musea en podia soms lange tijd gesloten blijven, met alle gevolgen van dien, voor bezoekers, maar ook voor het personeel

Zo maakt de golf van nieuwbouw in de culturele sector duidelijk dat het cultuurbeleid op gemeentelijk niveau zichzelf in de staart bijt. De subsidie komt vast te zitten in het pand, dat voortdurend zorg en dus om geld vraagt om lonend te blijven voor de culturele instelling. Hoe meer van musea en podia wordt gevraagd met hun tijd mee te gaan en nieuw publiek aan te spreken, hoe meer er ook van hun onderkomens wordt gevraagd. Waar het ministerie van OCW onder Rutte I bezuinigde met als motto dat dat de sector ondernemender zou maken, betekent het dat het gemeentelijke cultuurbeleid nog meer dan eerst een bakstenenbeleid is geworden. Dat is een erfenis die nog jaren zal moeten worden meegetorst.

Afbeelding: verbouwing Musis Sacrum, www.arnhem2day.nl.

Vrienden van de kunst, verenigt u

door Cas Smithuijsen

De regering-Trump wil een einde maken aan de federale fondsen voor kunst
en culturele ontwikkeling. Het afschaffen van de National Endowment for
the Arts was al langer de wens van conservatieven in de VS. De
lobbyvereniging van kunstliefhebbers roept iedereen op eind maart op de
Arts Advocacy Day op Capitol Hill te komen. Ze mobiliseert makers en
professionals, maar ook honderdduizenden kunstliefhebbers en donateurs.

In Nederland is er geen landelijke lobbyvereniging van
cultuurliefhebbers. Er zijn wel veel vriendenverenigingen en
steunstichtingen rond musea, concertgebouwen en gezelschappen. Enkele
zijn groot, zoals de Vereniging Rembrandt (15.000 leden) en de
Vereniging van Vrienden van het Concertgebouw en het Concertgebouworkest
(20.000 leden). Ook zijn er tot in alle hoeken van het land fans die
relaties onderhouden met plaatselijke cultuuraanbieders.

Dit gebrek aan een kunstlobby brak ons op in 2010. Rutte I (VVD-CDA)
bereidde toen, met steun van de PVV, een onevenredig grote korting voor
van 200 miljoen euro op cultuur. Kunstenaars werden gestraft omdat ze
met ‘hun rug naar de samenleving’ zouden staan. Het protest tegen de
bezuiniging maakte destijds weinig indruk. Waarschijnlijk omdat het
beperkt bleef tot de direct betrokkenen: kunstenaars en wat
sympathisanten.

Ook in Rutte II (VVD-PvdA) lukte het minister Bussemaker niet de
politieke speelruimte te vergroten. De cultuurpolitieke teneur was
verdere versobering. Toen het Rijksmuseum incidenteel ‘winst’ maakte,
werd in het parlement subiet geopperd de subsidie te korten. Bussemaker
deed ook nog een onbekookte poging de monumentenbezitters hun
onderhoudsaftrek afhandig te maken. Bij het verzet daartegen speelden
particuliere belangenverenigingen een belangrijke rol. Het zijn
kennelijk vooral numeriek indrukwekkende menigten die het klaarspelen de
politiek terug te fluiten. Zo wisten de 720.000 leden van de Vereniging
Natuurmonumenten te voorkomen dat de rijksoverheid de domeinen van
Staatsbosbeheer aan de meestbiedende verkocht.

We moeten ook het culturele draagvlak tot een politiek onontkoombare
factor omsmeden. Overal signaleren we de aanhankelijkheid van
liefhebbers van kunst. Vrienden melden zich bij de nationale musea,
podia en festivals, en misschien nog wel meer bij instellingen in de
directe omgeving. Het SCP schat dat de losse museumverenigingen 250.000
liefhebbers op de been kunnen brengen. Particuliere fondsen als het
Prins Bernhard Cultuurfonds kennen donateurs, de grote muziekgebouwen
kringleden en er zijn talloze leesgezelschappen en organisaties voor
amateurkunst.

De tijd is rijp om een enorme club van kunstvrienden te maken, sterk
genoeg om op de bres te staan voor de publieke belangen van cultuur in
Nederland. Laat alle verenigingen zich digitaal aaneensluiten tot een
landsbrede club van gefedereerde vrienden. Dat kan zonder
organisatorische heisa en ook nog vóór de verkiezingen gepiept zijn. 

Dit artikel verscheen eerder in de Volkskrant (2-2-2017).

Your favourite cultural policy

Door Edwin van Meerkerk

Zou staatssecretaris Sander Dekker een eigen
playlist hebben? De veertigjarige bewindsman is er hip genoeg voor. Als hij
gaat hardlopen kan hij sinds kort ook kiezen voor de Sky Radio Running Hits, een gestreamde playlist van up-tempo
popliedjes
.
De non-stop muziekzender richt zich tegenwoordig vooral op dit marktsegment.
Afficheerde Sky zich vroeger als ‘your favorite music station’, nu is het ‘your
favorite playlist’, met een on-line keuze uit negen muzikale smaken. De
concurrentie komt niet langer van andere zenders, maar van Spotify. Deze
ontwikkeling is onderdeel van een grotere verschuiving in het medialandschap,
waarin de relatie tussen de muziekproducent, de distributeurs (waaronder
radiozenders) en de consument fundamentele wijzigingen ondergaat. Ook in zijn
functie als staatssecretaris van OCW komt Dekker hiermee in aanraking,
bijvoorbeeld bij de goedkeuring van zijn nieuwe Mediawet door de Eerste kamer
op 15 maart.

Wat is er aan de hand? Het aanbod aan cultuur,
vooral in het domein van de media, is door de introductie van snel mobiel
internet sterk veranderd. De distributiesystemen stonden sinds de opkomst van
het internet al onder druk, maar de voortdurende beschikbaarheid van beeld en
geluid via het 4G-netwerk heeft voor een verdere gedaanteverandering gezorgd.
Waar het mediabeleid van de overheid er in het verleden op gericht was het
aanbod te reguleren, door het toekennen van zendfrequenties en het afgeven van
uitzendlicenties, maakt streaming de
toegang vrijwel onbeperkt, voor zowel aanbieders als consumenten. Daarmee wordt
een kerntaak van de overheid direct geraakt: het zorgdragen voor spreiding van
cultureel aanbod.

Mediabeleid is als onderdeel van het
cultuurbeleid vaak minder zichtbaar, behalve bij het periodiek verdelen van
zendtijd over de omroepen of wanneer de discussie over het omroepbestel weer
eens wordt aangezwengeld, zoals staatssecretaris Dekker de afgelopen periode
heeft geprobeerd te doen. Het was niet voor niets dat Dekker hiertoe het
initiatief nam. Zoals gezegd is het medialandschap fundamenteel gewijzigd sinds
de rijksoverheid zichzelf in de Wet op het specifiek cultuurbeleid tot taak
stelde voorwaarden te scheppen ‘voor
het in stand houden, ontwikkelen, sociaal en geografisch spreiden of anderszins
verbreiden van cultuuruitingen; hij laat zich daarbij leiden door overwegingen
van kwaliteit en verscheidenheid.’ Maar wat als die voorwaarden vanzelf
ontstaan? Wat als de spreiding door het 4G-netwerk gedekt wordt?

In de
mediawet staan dezelfde taken als in de Wet op het specifiek cultuurbeleid:
verscheidenheid, spreiding, kwaliteit en educatie. Nu technologische ontwikkelingen
zoals het mobiele internet de grootst mogelijke spreiding en een oneindige
diversiteit mogelijk maakt, is de vraag wat de taak van de overheid nog is. Het
is geen toeval dat de enige thema’s waarvoor het 4G-netwerk geen garantie kan
bieden, kwaliteit en educatie, de laatste jaren sterk aan belang hebben
gewonnen in het cultuurbeleid. Het nieuwe mediabeleid kan dienen als
lakmoesproef voor de toekomstige ontwikkelingen in de rest van het
cultuurbeleid: de kunsten en het erfgoed.

Nemen we
de recente discussie over de Mediawet als voorbeeld dan is te voorspellen dat
in het cultuurbeleid in bredere zin de toegankelijkheid aan belang zal
verliezen, dat de inhoudelijke eisen van de (rijks-)overheid explicieter worden
– getuige de herhaalde uitspraken van staatssecretaris Dekker over concrete
programma’s – ten koste van inzet van de overheid op de infrastructuur. Op
diverse plekken elders in de culturele sector zijn al pogingen te zien van
overheden om zich uit de voorzieningensfeer terug te trekken en de
cultuurbudgetten voor inhoudelijke doelen in te zetten. Zet die ontwikkeling
zich door, dan is een toekomst denkbaar van gesubsidieerde festivals en
tentoonstellingen die hun plek moeten vinden in een door de markt gestuurde
infrastructuur van gebouwen.

Een
tweede kenmerk van het debat over de Mediawet laat juist een tegenkracht zien.
De lobby van de omroeporganisaties, erfgenamen van een bestel dat al een halve
eeuw aan het instorten is, bleek bijzonder sterk te zijn. Zo sterk, dat van
Dekkers oorspronkelijke hervormingsplannen maar weinig over bleef. Ook deze
ontwikkeling sluit aan bij een beweging in het cultuurbestel waarin de grote,
traditionele instellingen zich met succes buiten de cultuurplancyclus
manoevreren. De instelling van een basisinfrastructuur op landelijk en lokaal
niveau is er daar een van, de Erfgoedwet, die voor de Rijksmusea een grotere
toekomstgarantie biedt, is een tweede.

Kortom, wie de toekomstige ontwikkelingen in
de cultuursector op de voet wil volgen, moet op zoek gaan naar het ‘4G-netwerk’
in de kunsten en opletten wie zich daar als eerste omvormt van ‘radiozender’
naar ‘playlist’. En naar welke instellingen zich, als waren zij verzuilde
omroepen, door politieke lobby veilig weten te stellen in het oude stelsel.