Fictie in de wereld

door Mathijs Sanders

Waar gebeurd? Brussel, Antwerpen – de winter van
1926/1927. De Vlaamse dichter Paul van Ostaijen onderhoudt zijn toehoorders
over poëzie in een voordracht met de licht ironische titel Gebruiksaanwijzing der lyriek. Een van de mooiste zinnen uit die
lezing luidt: ‘de dichter is […] iemand die zeer moeilik spreekt’. Anders dan
de politieke redenaar, de strafpleiter of de welbespraakte sales manager zit de dichter steeds verlegen om het woord. Hij
houdt er bovendien een ingewikkelde relatie met de werkelijkheid op na. Met hun
woorden en voorstellingsvermogen wenden zij zich af van de dagdagelijkse wereld
en voeren zij hun lezers mee naar een tweede werkelijkheid, naar ‘the dark
places of psychology’ (Virginia Woolf), naar de diepten van het ‘moi profond’
(Proust) of naar de hoogvlakte van de verbeelding, waar verstilling en
verschrikking zich schuil houden – en misschien zoiets als waarheid.

Zo lang als er verzonnen verhalen worden verteld staat
fictie onder verdenking. Literatuur leidt niet naar de waarheid toe, maar voert
ons van de waarheid weg. Dichters verdraaien de waarheid en bederven de jeugd –
aldus Plato, die in zijn ideale staat de dichters aan een strenge pedagogische
controle wilde onderwerpen ten bate van het algemeen maatschappelijk belang.
Dichters zijn – in de woorden van Van Ostaijen – ‘staatsgevaarlijk’ en juist
daarin schuilt hun engagement. De traditie die met Plato begon is door de
Franse literatuurwetenschapper William Marx eloquent uit de doeken gedaan in
zijn onlangs verschenen boek La Haine de
la littérature
(2015). In een wereld die wordt geregeerd door macht en geld
is literatuur volkomen onbruikbaar en het schrijven en lezen van literatuur
asociaal; een steriele bezigheid. In zo’n wereld is literatuur ‘le discours
illégitime par excellence’.

Liever dan verzonnen verhalen zoeken lezers hun toevlucht
tot boeken waarin bekende Nederlanders hun ‘echte leven’ (laten) vastleggen. De wereld volgens Gijp van Michel van
Egmond is een sprekend voorbeeld van een bestseller die profiteert van die
publieke werkelijkheidshonger. Talloze lezers vinden vertier en inspiratie in
de vertelde levensloop van de voetbalanalist. De knipoog naar John Irvings
roman The World According to Garp (1978)
is ogenschijnlijk de enige literaire kunstgreep die de auteur zich veroorlooft.
Wat zou er gebeuren wanneer we – uit baldadigheid bijvoorbeeld – zouden
besluiten dit boek te lezen als een roman, als een verzonnen geschiedenis over
een tragische held? Hoeveel fictie verdraagt de werkelijkheid?

Waarom lezen we romans? Waarom zou iemand zich wekenlang
intensief bezighouden met een ogenschijnlijk nutteloze bezigheid als de lectuur
van De verwondering van Hugo Claus –
een fantasmagorisch pandemonium van woorden en beelden? Hier kan ik alleen mijn
eigen antwoord geven. Lange tijd gaf ik in Nijmegen college over literaire
teksten die hun lezers confronteren met een voorstellingswereld die allerminst
geruststellend is, omdat zij niet kan worden verzoend met de eigen
ervaringswereld. Op de mooiste momenten leidden die colleges tot een gedeelde
intieme ervaring – tot momenten van gemeenschappelijk inzicht in een complexe
wereld van woorden. Al lezend en sprekend werd dan een voorstellingswereld
zichtbaar die groter en dieper is dan de dagdagelijkse werkelijkheid, maar die
werkelijkheid in een nieuw perspectief zette. Wie fictie wil verbannen –
bijvoorbeeld uit het facultaire introductieprogramma (niet uit haat tegen de
literatuur, maar uit – geloof het of niet – wetenschappelijk ongefundeerde angst
voor andermans imaginaire verveling) – kan hopelijk op fors weerwerk rekenen
van generaties letterenstudenten, het smaldeel Algemene Cultuurwetenschappen
voorop.

Behoud het verlangen, koester de verwondering.    

Zeer verkorte
weergave van het ‘kroegcollege’ in Cali bij de opening van het
Wintertuinfestival, Nijmegen, 23 november 2016.

Afbeelding: Ben Sluijs en Tom van Bauwel voeren Van Ostaijens ‘Gebruiksaanwijzing der lyriek’ op. http://literairecanon.be.preview.glue.be/activiteiten/paul-van-ostaijen-gebruiksaanwijzing-der-lyriek