De witte tempel van Baudet

Door Maarten De Pourcq

image

Witte tempels zijn bijzonder. In het logo van de nieuwe partij Forum voor Democratie staat er zo een. De afbeelding is slim gekozen: in de combinatie met het woord ‘democratie’ verwijst de tempel ons door naar het klassieke Athene van Pericles en uiteraard naar het Parthenon, waarnaar Pericles op het schilderij hierboven verwijst. Door deze referentie aan Athene als de welbekende ‘bakermat van de democratie’ – maar ook aan alle opvolgers en navolgers ervan: veel parlementsgebouwen hebben die  neoclassicistische stijl immers overgenomen, het is duidelijk een claim
to power
– lijkt het logo een eerzaam doel te hebben: het roept ons op om
ons te herbronnen over wat democratie voor ons betekent en dus over wat representatie voor ons betekent. Laten we dat dan ook echt eens doen.

Het logo geeft ons een aantal aanwijzingen, bewust en onbewust, gewild en ongewild, want dat is hoe beelden werken: ze brengen associaties teweeg en in onze huidige mediacratie zijn die associaties vaak toonaangevender dan de politieke inhoud. Laten we het logo dus even onder de loep houden. Wat zien we?

image

Allereerst zijn daar de kloeke en stoere zuilen, zonder franjes en krullen. Het zijn de zogenaamd Dorische zuilen, die – anders dan de Korinthische en de Ionische zuilen – streng en sober ogen, volgens sommigen (bv. Wikipedia!) zelfs wat soldatesk. Diezelfde Dorische zuilen schragen het originele Parthenon in Athene. Waarom is het Parthenon nu zo een belangrijke tempel voor de democratie? De tempel werd gebouwd op de plaats waar het Perzische leger ferm had huisgehouden tijdens de laatste Perzische Oorlog, een oorlog die uiteindelijk door de Atheners werd gewonnen. De tempel functioneert dus als een zegeteken tegen de barbaren én als uitdrukking van de macht van het democratische Athene, een macht die weliswaar op zijn beurt met onderdrukking, uitsluiting en uitbuiting gepaard ging. Het geld dat daarmee werd gewonnen, maakte deze tempel mogelijk. De briljante kunstenaar en architect Phidias werd
aan het werk gezet en creëerde een mijlpaal voor de westerse architectuur.

In het logo zien we een witte tempel op een rood veld. De combinatie rood-wit is een heel archetypische kleurencombinatie voor de oudheid, bijvoorbeeld in de weergave van soldaten of in beruchte films zoals 300. Maar waarover ik het vooral wil hebben, is die witte tempel. Velen onder ons weten dat het originele Parthenon geen marmeren baken van wit licht was, maar een kleurrijk gebouw. De Grieken hadden geen hoge dunk van de kleur ‘wit’. In hun kleurensysteem stond wit zelfs vaak gelijk aan ziekte en dood, desintegratie dus – het stond niet voor harmonie of orde. Meer nog, harmonie drukte zich net uit in het perfecte samenspel van kleuren, de zogenaamde ‘poikilia harmonia’. Een historisch correct logo van het Forum voor Democratie zou dus net heel kleurrijk moeten zijn.

Het is op dit punt dat deze tempel ons een goed aanknopingspunt geeft om stil te staan bij onze eigen verbeelding van de oudheid. Want die witte tempel is natuurlijk wel een standaard onderdeel van onze verbeelding van de klassieke stad. We moeten hier een onderscheid maken tussen de Griekse oudheid als een historische periode en de Griekse oudheid als
een esthetisch repertoire, als een voorraad van beelden die we gedurende vele eeuwen hebben gehamsterd en die niet noodzakelijk historisch correct zijn – en misschien ook niet hoeven te zijn. In onze populaire cultuur blijft dat beeld van de witte tempel immers gehandhaafd: bijvoorbeeld in strips zoals De kadulle Cupido van Suske en Wiske waarin je op de cover een witte tempel in het antieke Griekenland ziet. Onze musea doen er zelfs aan mee, zoals in de toptentoonstelling ‘Poèmes de marbre’ – een tentoonstelling over de oudste Griekse kunst met op de affiche een beeldje dat oorspronkelijk vermiljoen was gekleurd. En toch wordt het ons aangeprezen
als witmarmeren poëzie. De toerisme-industrie in Griekenland wil niet liever dan dat wij wegdromen bij het beeld van een azuurblauwe hemel en een witte tempel, alsof het wit een metonymisch verband heeft met het strand waarop je je benen mag uitstrekken en je tenen in het zand begraven. Meer nog, de architectuur van de begindagen van de moderne Griekse natie stond juist niet in het teken van de antieke poikilia harmonia maar van de eenheid en het universalisme dat de witmarmeren architectuur moest uitstralen – een witte architectuur die vooral moest
refereren aan de Europese Renaissance en dus aan de aansluiting van het moderne Griekenland op het oude Europa (en niet het Ottomaanse Rijk uit wiens ketenen het volk net was gered). In de begindagen van het moderne Griekenland werden de stenen van het Parthenon zelfs extra gewit zodat niet de kleurenrijkdom maar wel de droom van een wit Griekenland centraal kwam te staan. Nationale identiteit en een verlangen naar eenheid komen in dit beeld van het witte Parthenon samen – ook bij het Forum voor Democratie.

De klassieke oudheid levert dus niet alleen een esthetisch repertoire
– zowel voor elitaire als voor populaire cultuur – maar ook een moreel en een politiek repertoire. Er is geen noodzakelijk maar wel een nauw verband tussen moraliteit en esthetiek, en het is precies dit verband – dit hele moeilijke en vaak stiekeme verband – dat in een beeldcultuur als de onze zo belangrijk is geworden. Want geef toe: het stralend witte marmer oefent een grote aantrekkingskracht uit, ook op ons – denk maar aan het moderne minimalistisch wit van onze eigen interieurs. Ik kan me goed voorstellen dat weinige musea staan te springen om alle Griekse beeldcollecties een kleurtje te geven.

Maar we zitten wel met een probleem. Het wit wordt geclaimd door alt-right met zijn slogan ‘white power’ en tegelijk wordt het stevig ter discussie gesteld door aanklachten zoals ‘white innocence’. We staan als liefhebbers van het klassieke verleden tussen twee vuren: aan de ene kant is er
het witte marmer als een gedeelde herinnering; aan de andere kant is er het verlangen naar een meer representatieve esthetiek, een esthetiek die inclusief is en kleur toelaat.

Dit dilemma stond vorig jaar centraal in een artistieke en museale interventie die heel wat stof deed opwaaien. Het schilderij ‘Hylas en de nimfen’ van J.W. Waterhouse werd tijdelijk weggehaald uit de Manchester Art Gallery met de vraag aan het publiek of men zich nog steeds kon verzoenen met het feit dat vooral dit soort schilderijen worden getoond in musea. Bezoekers konden hun visie en suggesties achterlaten via post-its op de muur. Deel van de vraag was of een museum vooral schilderijen
moet tonen waarop de mannelijke heteroseksuele blik te zien is gericht op
vrouwelijk porselein. Het werd heel snel een twitter- en mediarel. ‘Blote
borsten verboden’; ‘De nieuwe preutsheid rukt op’; ‘Zelfcensuur in onze musea’ – de term ‘oikofobie’ viel nog net niet.

Wat nauwelijks aandacht kreeg, was dat de kunstenares Sonia Boyce, van wie de interventie uitging, overigens de eerste zwarte Britse kunstenares die werd toegelaten tot de Royal Academy (in 2016, by the way), een uitgebreide performance in datzelfde museum had opgezet waarin de esthetiek van de getoonde schilderijen werd gecounterd door een
nieuwe esthetiek: een waarin bijvoorbeeld de homoseksualiteit van het
mannelijke personage Hylas meer in de verf kwam te staan. Met andere woorden, het verleden werd niet op de brandstapel gegooid, zoals vaak door retropolitici als Baudet wordt beweerd, maar het wordt opnieuw geïnterpreteerd: we knutselen ermee verder, we geven het glitters, we maken iets nieuws.

Marjoleine de Vos schreef ooit dat het contact met het nieuwe ons ook nieuw maakt. Daarom is het zo een bijzondere ervaring. Het is potentieel
ook een verwarrende ervaring. De dialoog met het oude én het nieuwe aangaan vraagt durf, nuancering en creativiteit. Dat is wat Sonia Boyce deed in Manchester: ze gooide het oude niet weg, ze stelde vragen en deed voorstellen, ze liet het oude tijdelijk overnemen door het nieuwe, in dit geval helemaal in de stijl van de poikilia harmonia. De mediacratie nam selectief de verontwaardiging over en liet de ideeën achterwege. Daarom wordt het steeds belangrijker om aandacht te vragen voor wat niet wordt
verteld of wordt overschreeuwd – daarom is het net ook aan onze makers en instituties – de musea én de stripwereld – om van die klassieke witte tempels en beeldjes op een originele manier een nieuw kleurboek maken. Phidias, de maker van het originele Parthenon, legt zich dan misschien weer goed in zijn graf.

Deze bijdrage was onderdeel van de debatavond Elitair populisme: van Pericles tot Baudet in Spui 25 in Amsterdam op 4 april 2019.