De strijd om de torenspits – hoe nu verder met de Notre-Dame?

Door Maaike Koffeman

image

Foto: Indra van Leersum

Een maand geleden liep ik met een groep studenten over het Ile de la Cité in Parijs. Bij de Notre-Dame stuitten we op een onafzienbare wachtrij. Van de 13 miljoen jaarlijkse bezoekers had blijkbaar een groot deel juist deze maandagmiddag in april uitgekozen om de kathedraal te bezoeken. We besloten aan het begin van de avond terug te komen voor een tweede
poging. Het kwam er niet meer van – anderhalf uur later zagen we hoe de vlammen uit de kathedraal sloegen.

Niet alleen wij keken die avond toe hoe het dak en de beroemde torenspits van de Notre Dame werden vernietigd – via televisie en sociale media was de hele wereld er getuige van. De volgende dag zagen we hoe de bruggen rond het Ile de la Cité in beslag waren genomen door reporters uit alle landen, die op dramatische toon verslag deden van de ramp. Uit de mondiale impact van de gebeurtenis bleek dat de Notre-Dame een krachtig en veelzijdig icoon is, als katholiek pelgrimsoord, monument van gotische architectuur, toeristische topattractie en decor van een populaire Disneyfilm.

Op een kort moment van eendrachtige ontzetting en rouw volgden echter al snel felle debatten over hoe het nu verder moet met Notre-Dame. Het eerste dat daarbij opviel, was dat deze gebeurtenis vrijwel onmiddellijk een politieke dimensie kreeg. Dat is niet verrassend voor een land waarin politiek en cultuur altijd innig verstrengeld zijn geweest. In dit geval was de timing bijzonder saillant omdat president Macron op de avond van de brand een toespraak had zullen houden in reactie op de gelehesjesprotesten van de afgelopen maanden. Complotdenkers suggereerden dat de brand hem verdacht goed uitkwam. Macron, op zijn beurt, greep het gebeuren aan om sentimenten van nationale eenheid en trots aan te wakkeren: de heldhaftige brandweerlieden die het vuur tot stilstand brachten, stonden in zijn discours symbool voor de veerkracht van het land. Met zijn kenmerkende bravoure beloofde de president om de kathedraal binnen vijf jaar te herbouwen. Op die manier hoopt hij  waarschijnlijk – net als zijn illustere voorgangers – zijn naam te verbinden aan een iconisch monument en de geschiedenis in te gaan als de president die de Notre-Dame uit de as deed herrijzen.

De cruciale vraag is natuurlijk: wie gaat dat betalen? De Franse staat, die eigenaar is van de Notre-Dame, kon de 150 miljoen euro die voorafgaand aan de brand nodig was voor urgente reparaties aan de kathedraal al niet opbrengen en probeerde via een internationale campagne rijke Amerikanen te verleiden tot een donatie. Dat model, waarbij particulier mecenaat het primaat krijgt over publieke financiering, is tamelijk ongebruikelijk in Frankrijk. Des te opmerkelijker was het dat meteen na de brand een aantal schatrijke Fransen beloofden mee te betalen aan de restauratie. François-Henri Pinault, eigenaar van een concern dat luxemerken als Gucci en Yves Saint-Laurent omvat, zegde 100 miljoen euro toe en werd onmiddellijk overtroefd door Bernard Arnault (Louis Vuitton Moët Hennessy) die maar liefst 200 miljoen doneerde. Je kunt je afvragen wat deze weldoeners beweegt: oprechte liefde voor middeleeuwse architectuur of opschepperige
rivaliteit tussen twee puissant rijke industriëlen? Wat hebben zij hierbij te
winnen? We weten uit onderzoek naar de motieven van weldoeners in de kunst (onder meer van Helleke van den Braber) dat mecenaat nooit geheel onbaatzuchtig is. Mecenassen genieten ervan om mee te spelen in de kunstwereld en hopen beloond te worden in termen van naamsbekendheid en een positief imago.

François Pinault sr. en Bernard Arnault zijn hiervan een uitstekend voorbeeld: beiden combineren hun zakelijke activiteiten met het verzamelen van kunst, die te zien is in private musea op toplocaties. Zo verrees in het Bois de Boulogne de spectaculaire Fondation Vuitton van starchitect Frank Gehry en is de Fondation Pinault actief in Venetië en binnenkort ook in Parijs, waar de Bourse de Commerce wordt omgebouwd tot museum. Deze voorbeelden laten zien dat ook in Frankrijk het culturele veld steeds meer wordt gedomineerd door het grootkapitaal. Dat valt bij veel Fransen in slechte aarde, zoals ook de miljoenentoezeggingen voor de restauratie van Notre-Dame fel bekritiseerd werden door mensen die zich afvroegen of met dat geld geen urgentere maatschappelijke problemen zouden kunnen worden opgelost.

Hoe het ook zij, de schade aan de Notre-Dame lijkt mee te vallen: de stenen constructie en het interieur lijken nog intact. Voor de restauratie van het dak en de torenspits zullen snel plannen moeten worden gemaakt, als Macron zijn deadline wil halen. Daarbij rijzen een aantal lastige vragen: wat betekent restaureren in dit geval? Moet het een kopie worden van de
Notre-Dame zoals we die kenden voor de brand, of van de kathedraal zoals hij was na zijn voltooiing in de 14e eeuw? Zoals de meeste middeleeuwse
monumenten heeft de Notre-Dame in de loop van de eeuwen nogal wat
transformaties ondergaan. Aan het begin van de 19e eeuw lang hij er
uitgewoond en verwaarloosd bij. Als Victor Hugo met zijn roman Notre-Dame de Paris niet de ogen geopend had voor de verborgen schoonheid en historische waarde van de kathedraal, was hij waarschijnlijk gesloopt.

image

De Notre Dame in 1851, zonder torenspits

In plaats daarvan kwam een ingrijpend restauratieprogramma op gang, waarbij architect Viollet-le-Duc zich nogal wat artistieke vrijheden veroorloofde. De torenspits zoals wij die kennen is aan zijn fantasie ontsproten en kan daarom niet als authentiek worden beschouwd. Een ander discussiepunt betreft de keuze van materialen: moeten de
restaurateurs zich beperken tot de materialen en technieken die in de middeleeuwen voorhanden waren, of mogen de nieuwe dakspanten ook wel van beton of metaal zijn (veel praktischer èn brandveiliger)? Met andere woorden: het is nog niet eenvoudig om te bepalen wat het betekent om de Notre-Dame in haar oude glorie te herstellen. Er gaan daarom stemmen op om juist het tegenovergestelde te doen en de kerk te verrijken met een radicaal 21e-eeuwse toevoeging. Nadat de Franse regering aankondigde dat er een concours zou worden uitgeschreven voor een nieuw ontwerp van dak en torenspits, gingen internetters hier onmiddellijk mee aan de haal. Onder de hashtag #UneFlechePourNotreDame presenteerden ze voorstellen die refereren aan omstreden kwesties als de miljoenendonatie van LMVH (een champagnefles van Moët & Chandon), de prestigeprojecten van president Mitterrand (de Pyramide van het Louvre) of de invloed van de Amerikaanse populaire cultuur (een Disneykasteel). Een van de plannen toont vergulde vlammen die uit het dak slaan, oorspronkelijk bedoeld als een satirisch
commentaar op de restauratiediscussie, maar naar het schijnt inmiddels
uitgegroeid tot een serieus plan. Het wordt althans genoemd tussen voorstellen van serieuze architectenkantoren en designbureaus. Deze zijn weliswaar een stuk minder uitzinnig dan de satirische denkoefeningen op Instagram, maar ze kiezen zonder uitzondering voor radicaal 21e-eeuwse vormen en materialen.

image

Idee van Mathieu Lehanneur

Het is te verwachten dat de reacties op zo’n moderne toevoeging aan een middeleeuws bouwwerk heftig zullen zijn. De Fransen discussiëren graag fel over hun geliefde cultuurgoed en zijn gemiddeld genomen nogal  behoudzuchtig. Aan de andere kant is het misschien wel juist in de geest van Notre-Dame om het verloop van de geschiedenis te tonen in de nieuwe onderdelen, in plaats van een illusionaire authenticiteit na te streven. Het laatste woord is hier nog niet over gezegd.

Leave a Comment

Fill in your details below or click an icon to log in:

WordPress.com Logo

You are commenting using your WordPress.com account. Log Out /  Change )

Twitter picture

You are commenting using your Twitter account. Log Out /  Change )

Facebook photo

You are commenting using your Facebook account. Log Out /  Change )

Connecting to %s