Vrouw Slaat Hond

Door Saskia Kroonenberg

Woensdagochtend. Treinreis richting Nijmegen. Bij Utrecht stappen ze op. Een vrouw van middelbare leeftijd, een jongen, een hond. “Geen aandacht geven!” maant ze de jongen. “Anders denkt hij dat hij belangrijk is.” Dat is hij blijkbaar niet. “Hou op! Niet zo vervelend zijn,” roept ze naar het arme dier dat er allemaal ook niks aan kan doen. Ongemakkelijk zit de hond tussen haar benen. Hij mag niet naar links kijken, niet naar rechts kijken, als hij opkijkt krijgt hij een mep, als hij omlaag kijkt een ruk aan zijn halsband. En maar schelden. Hij is ook maar een hond.

Het doet me denken aan een plaatje dat ik tijdens mijn studie psychologie tegenkwam, van een man die wordt uitgescholden door zijn werkgever. Thuisgekomen scheldt hij daarop zijn vrouw uit, die tegen het kind uitvalt, die tegen de kat begint te krijsen. Zo reageren we agressie op de volgende (onderliggende) trede in de sociale hiërarchie af. Wie onderaan staat krijgt de meeste klappen, in dit geval een (kat of) hond. En waar moet die het laten? Zou die vals geworden zijn en ook enkel weten hoe van zich af te bijten? Of zou die maar depressief in zijn mandje gaan liggen tot het ophoudt? En hoeveel agressie heeft die vrouw te verduren gehad? Van wie? Waar begint het en waar houdt het op?

Ik kijk naar buiten. Een drinkwaterbedrijf prijst sterke dijken en schoon water aan. O ja, ons drinkwater. Daar blijkt steeds meer PFAS en andere rommel in te zitten, lees ik in het nieuws. We drinken continu forever chemicals en andere troep, de hele dag, een creditcard per week, zeggen ze. Het is overal, in ons voedsel, in de lucht die we inademen, in onze ongeboren baby’s. We kunnen niet ontkomen. Dit ís niet houdbaar, dit kán niet goed gaan, het gaat niet zo. Ik sluit mijn ogen. De wereld voelt de laatste tijd zwaar, gebukt onder ontelbare vormen van geweld. Plastic, genocide, een vrouw, een hond. Ik voel me machteloos en huil naar het landschap. Ik weet niet waar het ophoudt.

Wat is mijn rol in dit alles? Wat doe ik?

Ik ben onderweg naar een werkgroep Academische Vaardigheden. Het vormt de basis van het academische werk van de studenten. Het is een belangrijk vak, waarin we nadenken over wat een tekst wetenschappelijk maakt, hoe we weten of een bron betrouwbaar is of niet, en hoe we een academische stijl kunnen toepassen in schrift en woord. Het is belangrijk, ja, maar het voelt tegelijkertijd nogal futiel. Wat maken punten en komma’s eigenlijk uit? Enkele of dubbele aanhalingstekens, schuingedrukt of Hoofdletter, punt, puntkomma, who cares? Ik vermoed dat mijn studenten wel grotere zorgen hebben dan de uitlijning van een word-document. Zoveel problemen in de wereld en wij zetten een punt op een i.  

En toch, het maakt uit. We lijken steeds meer in een cultuur te leven waarin we er maar gewoon op los mogen slaan als ons iets niet zint. Een grote bek en niet zo moeilijk doen, is het motto. Gewoon afreageren op de volgende in de hiërarchie. Lekker beuken op een hond. Misschien is nauwkeurigheid en accuraat werken met taal juist extra belangrijk, als geweldloos tegenwicht.

De vrouw stapt uit, en met haar de jongen en de hond. Ik kom aan in Nijmegen en bereid me voor op mijn les. Wat kan ik mijn studenten meegeven? Hoe beleven zij dit alles?

Wat ik hoop is dat we er op de universiteit in slagen om niet onze eigen frustraties en pijn op anderen uit te leven. Dat wij ze, zoals Freud het noemde, kunnen sublimeren; dus ze om kunnen zetten in kunst(-analyses), in het collectief organiseren van bijvoorbeeld een protest, en in andere vormen die bijdragen in plaats van afbreuk doen. Dat we agressie kunnen gebruiken voor iets anders, in ons eigen kleine kunnen, gewapend met vaardigheid in komma’s, punten, puntkomma’s, en i’s. Onze macht als geesteswetenschappers is beperkt, maar wat we doen, kunnen we goed doen, zo volledig mogelijk en volgens de academische standaarden die we in de loop der jaren hebben ontwikkeld. Omdat het zo hoort, zo hebben we het afgesproken, het is iets. Het geweld houdt niet op, maar wij zetten door.

Afbeelding: “Anger Transference” Richard Sargent 1954

Leave a Comment