
Door Carlijn Cober
‘Welke kennis ligt in de liefde besloten?’ Carlijn Cober realiseert zich dat literaire analyse niet los kan staan van liefde. Ze denkt terug aan het college dat ze gaf over Frankenstein/Frankusstein en verkent de gevoelens die haar kinderwens oproepen.
Tijdens het hoogtepunt van de pandemie geef ik via Zoom college over de roman Frankusstein: een liefdesverhaal (2019) van Jeanette Winterson. Die ondertitel had ik met mijn eerstejaarsstudenten willen interpreteren, maar ik kom in tijdnood en zeg onhandig dat we de liefde even laten voor wat ze is. Na afloop van het college krijg ik die uitspraak als omgekeerde tegeltjeswijsheid van mijn co-docent terug. In de collegezaal creëer je een wereld in het klein, zegt hij. Ik heb studenten net geleerd dat er in onze kleine academische wereld geen plaats is voor het hart.
Wintersons roman begint bij de conceptie van de gotische roman Frankenstein: De Moderne Prometheus (1818) vanuit Mary Shelleys perspectief. Tweehonderd jaar later volgen we de non-binaire transgender Ry Shelley, een jonge dokter die lichaamsdelen levert aan Victor Stein, een professor kunstmatige intelligentie met een sinister plan. In deze dystopische sciencefiction-vertelling over niet-biologische levensvormen, Brexit en seksrobots, ligt het thema liefde niet voor de hand. Is dit een liefdesverhaal? vraagt Ry aan Victor. Het antwoord op de vraag blijft pijnlijk uit.
Met haar ondertitel lijkt Winterson te suggereren dat de liefde het domein van de literatuur is. Is dit een liefdesverhaal? De diepte van die vraag overvalt me nu pas, maanden nadat de cursus digitaal geëvalueerd is, alle Zoomschermpjes zijn weggeklikt en de sprekende hoofden die maandenlang mijn slaapkamer/thuiswerkplek konden bewonderen niet meer aan een stopcontact verbonden zijn. De vraag leek alleen maar beantwoord te worden door de titel van het boek, maar waarom zou dit een liefdesverhaal zijn? Wat betekent het dat Mary Shelley als personage wordt opgevoerd dat verliefd is op dokter (Franken)Stein, haar creatie? Wat zegt dat ‘liefdesverhaal’ over de relatie tussen tekst en auteur? Welke spanning verbeeldt de roman daardoor tussen literatuur en wetenschap?
De lezer van het hart
Het is een bekend misverstand dat Frankenstein de naam zou zijn van ‘het monster’ en niet van de wetenschapper. Maar wie is er monsterlijker? Het lijden van het wezen wordt immers veroorzaakt door een eenzaam bestaan in een onverschillige wereld, een die hem als naamloos monster ziet. Hij vervloekt zijn verwekker, dr. Victor Frankenstein, omdat hij niet er niet om vroeg om gemaakt te worden. Frankenstein deinsde terug toen hij de lelijkheid van zijn creatie zag, liet hem moederloos achter en kon hem niet liefhebben. Pas door het lezen van Miltons Paradise Lost, Goethes Die Leiden des jungen Werthers en de Vitae Paralellae van Plutarchus leert het wezen over moraliteit en emoties. Welke kennis ligt besloten in de liefde?
Teksten hebben we nodig om de levens te verwezenlijken waartoe we zelf geen toegang hebben.
In de essaybundel Love’s Knowledge vraagt Martha Nussbaum zich af of literaire teksten ons niet beter in staat stellen te begrijpen wat het is om mens te zijn dan filosofische. Waar de filosofie voortdurend gericht lijkt te zijn op het overstijgen van de condition humaine, stellen verhalen ons in staat om zonder eigenbelang mee te leven met een ander. De emoties die worden opgewekt door een literaire tekst zijn daarmee zelfs oprechter dan de gevoelens die ons overvallen in het echte leven, juist omdat ze belangeloos zijn. Bovendien leven we in het echt nooit genoeg. Teksten hebben we nodig om de levens te verwezenlijken waartoe we zelf geen toegang hebben. Alleen zo verschaffen we onszelf toegang tot wat Dante in Vita Nova beschrijft als intelletto d’amore: kennis van de liefde die niet rationeel, maar doorvoeld is. Wat duidelijk was voor Nussbaum blijkt ook voor het wezen te kloppen: de lezer van literatuur wordt de lezer van zijn eigen hart.
“We laten de liefde even voor wat ze is” had het ongeschreven motto van het afgelopen jaar kunnen zijn.
Het laat de vraag open waar de liefde bleef in mijn lezing, maar vooral ook in de wetenschap die ik bedrijf. Met mijn uitspraak leek ik namelijk te zeggen dat “wij” literatuurwetenschappers niet met ons hart hoeven te lezen, dat liefde en hechting geen plek krijgen in onze omgang met literatuur. Ik leek te zeggen dat juist het achterwege laten van de liefde wetenschappelijk is. Maar een lezing zonder hart is een lezing zonder zelf. Het is een les die ik heb nagelaten aan een nieuwe generatie over te brengen. Omdat het er niet van kwam, met alle aanpassingen die de isolatie oplegde aan mijn onderwijs. Of omdat ik het niet aandurfde om studenten de lezers te maken van mijn hart.
Redder van de wereld
Ik voelde me betrapt toen mijn collega mijn eigen uitspraak herhaalde. Je kunt alleen maar betrapt worden als je iets verbergt. “We laten de liefde even voor wat ze is” had inderdaad het ongeschreven motto van het afgelopen jaar kunnen zijn. Het was een jaar waarin ik me had voorgenomen grote levensveranderingen in gang te zetten, maar dat niet meebewoog ondanks mijn aandringen. Ik duwde en trok, maar het jaar rolde niet de heuvel op. De wereld werd kleiner, steeds kleiner, tot ze een lichtgevende globe was die paste in de palm van mijn hand. De wereld waarvan ik ben afgesneden tekende zich scherp af op het beeldscherm van mijn smartphone. Als ik opkeek reikte mijn blik maar tot anderhalve meter. Het echte leven is elders.
Het regent. Dat is waar de meeste mensen aan denken. De omvang van ons leven kapselt ons in maar beschermt ons ook. Onze kleine levens, zo klein dat ze onder de spleet van de deur passen wanneer die gesloten wordt.
Het was een jaar van ongerealiseerde mogelijkheden; een jaar dat fysieke ontmoetingen lastig maakte. De waarschuwing om aanrakingen zoveel mogelijk te vermijden werd een mantra dat alle verlangen leek te doven. Althans toch in het begin. Toch was het niet onmogelijk geweest om iemand te vinden. Er zijn succesverhalen van mensen die elkaar gevonden hebben in het rampjaar. Die succesverhalen krijgen een eigen rubriek in de krant. Het zijn verhalen over mensen die elkaar ontmoeten via videogames, fora of datingsites, voor wie virtual reality ineens heel erg reality werd. En ik? Ik lees.
We lezen een boek over onszelf en vragen ons af of we ooit hebben bestaan. Je steekt je hand uit. Ik pak hem vast. Jij zegt: Dit is de wereld in het klein. Het kleine hemellichaam dat jij bent is mijn atmosfeer.
Nadat verschillende pogingen tot mindfulness en meditatie jammerlijk faalden, dwong de pandemie mij tot stilstand. Stilstand brengt introspectie. Dat beloofden de brochures van de geflopte trainingen mij al. Terwijl zich op de kaart van Nederland rode zones aftekenen op basis van de besmettingsgraad en gezondheidsrisico’s, heeft de isolatie voor mij een hittekaart van emotionele prioriteiten blootgelegd. Zones van oppervlakkige verlangens kleuren oranje. Omhelzingen. Winkelen zonder karretje. Seks. Speciaalbier van de tap. Zones van emotionele intensiteit kleuren dieprood. Het woord ‘trappelzak’. Boxpakjes met pofmouwen. De Bugaboo met een zwart onderstel en een witte kap. Artipoppe-draagzakken.
Ik schrik van het gevoel dat mijn kinderwens zelfs groter is dan mijn partnerwens.
Verlangen wordt altijd gedreven door gemis. Ik kom tot de ontdekking dat mijn kinderwens voortdurend mijn werk en schrijven binnendringt. Ik schrik van het gevoel dat mijn kinderwens zelfs groter is dan mijn partnerwens. Tijdens de wandelingen die het lezen en schrijven onderbreken, passeer ik tientallen geboorteborden van zogenaamde ‘coronials’. Ze zijn er dus toch, mensen rondom mij die wisten te profiteren van de vertraging van de wereld. Die hun wereld in het klein maakten en haar bevolkten.
Shelley glimlachte naar me. Toen ik zwanger was van William ging hij op zijn knieën voor me zitten wanneer ik op de rand van het bed zat en dan hield hij mijn buik in zijn handen als een zeldzaam boek dat hij niet had gelezen. Dit is de wereld in het klein, zei hij. En die ochtend, o, ik weet het nog, zaten we samen in de zon en voelde ik mijn baby schoppen van vreugde.
Ook dat fragment over de liefde had ik kunnen bespreken. Ik zou de studenten gevraagd hebben wat hen opviel. Inderdaad, schermpje linksonder, William is de eerste zoon van de Shelleys die het niet overleefde, die van Percy Shelley’s gedicht My Lost William. Goed gezien van die metafoor van een zeldzaam boek, miniatuur-gezicht rechtsboven! Wat zegt dat over de metafictionaliteit in de roman? Na wat observaties aan te horen zou ik eindelijk kunnen wijzen op wat als écht belangrijk voelt: de herhaling van het zinnetje “Dit is de wereld in het klein” (“This is the world in little”). Ik vermoed dat het een intertekstuele verwijzing is naar een oudere tekst, een citaat uit een gedicht van Shelley of iets uit Shakespeare misschien, maar ik kan de bron niet achterhalen. De zin voelt belangrijk, op een manier die de sleutel tot de roman zou kunnen zijn, een doorbraak in mijn interpretatie, vooruitgang. Maar waarom juist dit kleine onderdeel belangrijk is, weet ik zelf ook nog niet goed. Het blijft bij de kiem van een interpretatie, in de knop gebroken.
De wereld in het klein
Naast een waarschuwing voor de hoogmoed van de wetenschap lijkt Mary Shelley met Frankenstein te waarschuwen voor wat er gebeurt wanneer wetenschap wordt bedreven zonder hart. In de romans uit zich dit door de hoogmoed te belichten van het maakbaarheidsideaal. De mens, zo wordt gewaarschuwd, is nog steeds een moderne Prometheus. In Shelley’s Frankenstein wordt de hoogmoed van de wetenschap gesymboliseerd door de artificiële verwekking van een levend wezen. In Wintersons Frankusstein is het de cryopreservatie van een menselijk brein, dat geüpload zou worden in een cloud ter grootte van Engeland. Dat laatste deel is vooralsnog fictie. Maar cryopreservatie is in het heden geen onbekende praktijk.
Ik blijk namelijk niet de enige te zijn die de liefde voor dit jaar even heeft opgegeven. Corona heeft een onverwacht grote impact op de groep (alleenstaande) vrouwen in de reproductieve leeftijd, pakweg tussen de 20 en 40. De tijd leek dit jaar stil te staan, maar de biologische klok is nooit gestopt. De pandemie heeft de wereld kleiner gemaakt doordat veel grote plannen nu geen doorgang kunnen krijgen. Het is een onverwacht groot effect op de wens van vrouwen om een kindje te krijgen.
Laten we hopen dat er niet zoiets als de Ware bestaat, want als je gaat berekenen hoe groot de kans is dat je hem tegenkomt, moet je al snel concluderen dat de Ware waarschijnlijk al dood is. Van je afgesneden door de tijd waarin je niet kunt terugreizen.
Door de coronacrisis zijn de wachtlijsten voor Nederlandse zaaddonoren opgelopen tot wel 3 jaar. Gevoelsmatig een eeuwigheid, en gevaarlijk lang voor wie pas na haar 35e de stap durft te wagen. Maar ook voor wie pas 26 is, lang. Bij sommige ziekenhuizen zijn nieuwe aanmeldingen voor een Nederlandse donor wegens die lange wachttijd niet meer mogelijk, maar kan er enkel nog gebruik worden gemaakt van internationaal donorzaad. Dat internationale donorzaad is duurder en commercieel, met een prijskaartje van soms wel 1800 euro per ‘rietje’. De prijs is daarbij afhankelijk van de ‘motiliteit’ – een mysterieus begrip dat verwijst naar het aantal actieve zaadcellen per milliliter sperma. Gezien het feit dat het slagingspercentage van de behandeling slechts rond de 10 procent per inseminatie ligt, hopen vrouwen hun kansen te vergroten door voor de duurdere variant te gaan. Al met al is het een kostbare aangelegenheid. Een emotioneel uitputtende bovendien, met maandelijkse ovulatietesten en een aanzienlijke kans op teleurstelling. Het vraagt om verharding van het hart.
Nog meer vrouwen stellen hun kinderwens uit. Zzp’ers die te maken hebben met een onzeker inkomen, werkkrachten met een nulurencontract, medewerkers in de horeca die vervangen zijn door een jongere garde; allemaal hebben ze te maken met een onzekere woon-werksituatie, die hen weerhoudt van een verlangen dat in de basis een fundamenteel recht op het stichten van een gezin is. In een interview met universiteitsblad Vox waarschuwt emeritus-hoogleraar verloskunde en gynaecologie Didi Braat voor de risico’s van het uitstellen van een kinderwens. Medisch gezien is het wijs om voor je dertigste kinderen te krijgen. Maar in veel gevallen laten precaire relatie-, woon- of arbeidsomstandigheden dat niet toe.
Zo ook voor jonge vrouwen die promoveren op een universiteit, zoals ik. Hoogopgeleide vrouwen zijn nu gemiddeld 33 jaar oud wanneer ze hun eerste kind krijgen. Van alle bevolkingsgroepen zijn het de hoogopgeleide vrouwen die het vaakst geen kinderen krijgen. Soms is dat een bewuste keuze. Vaker nog is de mogelijkheid er niet meer. Het magazine voor studenten voelt als een wat wrange plek om jonge vrouwen aan te spreken op de risico’s van laat ouderschap. Voor mij is het de zoveelste kraal aan een aaneenrijging van trieste momentjes die het leven iets eenzamer maken.
Tot mijn verbazing verschijnen er steeds vaker handleidingen met titels als ‘The No-Bullsh*t, Not-Scary, Actually Helpful Guide to Egg Freezing’.
Ondertussen neemt het aantal vrouwen dat eicellen laat invriezen in hoog tempo toe. Tot mijn verbazing verschijnen er steeds vaker handleidingen op websites van Elle en Cosmopolitan met titels als ‘The No-Bullsh*t, Not-Scary, Actually Helpful Guide to Egg Freezing’. Ook in Nederland wordt een toename gesignaleerd van eicellen invriezen op niet-medische, oftewel sociale indicatie. Redenen die gerapporteerd worden zijn dat vrouwen het liefst samen met een partner aan kinderen willen beginnen, eerst carrière willen maken of hopen op een minder precaire woon-werksituatie in de toekomst. Op deze manier hopen we meer tijd te kopen.
Opgeslagen in een vriezer in een academisch ziekenhuis ligt een verzameling cellen. Het bewaart een liefde die zich nu niet laat verwezenlijken.
Deze praktijk wordt vaak geprofileerd als een moderne vorm van emancipatie, van wetenschappelijke vooruitgang die het leven van vrouwen verbetert. Het is de technologische ontwikkeling die het voor hen mogelijk maakt om eerst een partner en/of vaste baan te vinden en daarna pas aan een gezin te beginnen. Het is de vooruitgang van de wetenschap die hun (en mij) de vrijheid geeft om de keuze maken om de liefde tussen haakjes te zetten. Het schrijnende is echter dat deze ingrepen juist tot stand komen binnen structuren die het jonge vrouwen niet toelaten moeder te zijn. Het is het carrièrehoogtepunt dat nog behaald moet worden, de partner die nog niet gevonden is, het koopcontract waar nog geen handtekening onder staat. Ironisch genoeg is die planmatigheid evengoed een symptoom van een geïndividualiseerd maakbaarheidsideaal. Stuk voor stuk zijn het mijlpalen die structureel een veilige toekomst zouden moeten waarborgen. De wens om het niet alleen te hoeven doen komt ten dele voort uit die onveiligheid.
Dit is een liefdesverhaal
Het woord eenzaamheid heeft geen antoniem. Wat is eenzaamheid anders dan het gemis van nabijheid? De eenzaamheid die ik ervaar, met name tijdens de isolatie, lees ik terug in Shelleys oertekst Frankenstein. Ik identificeer me met het wezen, dat zich afgesneden van de wereld voelt. Misschien voelde Mary Shelley dat evenzeer. Het is diezelfde eenzaamheid wanneer hij, omsloten door de winterkou, door het venster van een hut naar het door kaarsen verlichte tafereel van een gelukkig gezinnetje kijkt. Bijna binnen handbereik, en toch onbereikbaar. Ook in de versie van Winterson is de eenzaamheid gelegen in onbereikbaarheid. Daar is het de ongrijpbaarheid van de toekomst.
Wat wil je nou precies zeggen?
Ik zeg dit, alleen dit: liefde is geen limiet. Liefde is niet tot zover en niet verder. Wat de toekomst brengt is ook de toekomst van de liefde.
Mary Shelley is 18 en zwanger wanneer ze Frankenstein schrijft. Ze is dan in verwachting van haar derde kind. Haar eerste kind begroef ze een paar dagen na de geboorte. Enkele maanden na de (anonieme) publicatie van Frankenstein in 1818 sterven haar tweede en derde, Clara (1 jaar) en William (3 jaar). Op dat moment is ze zwanger van de vierde, Percy – het enige kind dat haar zal overleven. Haar echtgenoot sterft drie jaar later. Het moederschap en het succes van haar roman worden overschaduwd door verdriet en verlies. Ongetwijfeld zal ze ernaar verlangd hebben een levenloos lichaam tot leven te kunnen wekken, zoals in haar boek. Alleen haar literaire nalatenschap bleef onaangetast door de tijd.
De toekomst. Opgeslagen in een vriezer in een academisch ziekenhuis ligt een verzameling cellen. Het bewaart een liefde die zich nu niet laat verwezenlijken. Het is een liefde die nog even wordt gelaten voor wat ze is. Daar ligt een wereld in het klein.
Dit is een liefdesverhaal.
Beeld Rueben Millenaar, gepubliceerd op https://hardhoofd.com/